eerste tot 50,—, van Daniel Bakkamude voor het drukken van het tweede tot 25,—, zoals in de copie van de schoutsrol (RA no. 203a) opgetekend is. Ik noemde in mijn Boekhandel alleen Aeltsz, daar ik Bakkamude er niet behandelde. In het verslag van deze zaak hier had hij echter niet mogen ontbreken. Bij het gebruiken van mijn Boek handel moet men zich altijd bewust blijven dat ik daar vaak onvolledig moest zijn. Ook is m.i. uit de confessie door de schrijver ten onrechte aangenomen, dat schepenen en hoofd-officier het geen zaak vinden om zich over op te winden (p. 58 en 517). Van de Passé vertelt, dat hij door de schepen Hinlopen naar de schepen Blaeu (de drukker Jo an) is gestuurd en dat die 'om geen dusent pont Vlaams sulck een ding soude willen uyt- geeven' en hem zegt het een ander te vragen. De schepen Huydecoper adviseert dan het aan de hoofd-officier te vragen, daar de schepenen dat niet op zich konden nemen. Die wil het niet eens zien, zeggende 'dat hij met die printjes of leurtjes niet wilde te doen hebben.' Ook de afloop is anders dan men uit de archivalia no. 3068-3071 kan opmaken. Het banvonnis van Van De Passé voor 25 jaar uit Holland en West-Friesland op 16.1.1666 wordt nooit gepubliceerd. Hij woont in 1668 dan ook rustig op de Anjeliersgracht en wordt van de Noordermarkt, hoek van die gracht, op 19 januari 1670 op het Karthuizer Kerkhof begraven. Het banvonnis van Smallegange uit Amsterdam en jurisdictie op 20 april 1666 wordt niet zoals gebruikelijk kort daarna gepubliceerd, maar pas op 9 okto ber, zoals men zien kan op de reproductie. Ik zou zeggen, dat dit gebeurde omdat Smallegange toen al weer in Amsterdam was. In de archivalia gaat de schrijver daaraan geheel voorbij. Het zijn slechts kleine opmerkingen, omdat men m.i. hier ook vaak goed zal doen tot de archiefstukken zelf terug te gaan. Dat is natuurlijk niet altijd mogelijk en we mogen de schrijver dankbaar zijn voor zijn onderzoekingen in de meest uiteenlopende archie ven. Ik denk dan vooral aan de hiervoor genoemde intekening op de Cronyk van Zee land. Voor zover bekend stond die intekening toen in ons land in tegenstelling tot b.v. Engeland nog in de kinderschoenen. De gedrukte prospectus is daarom van groot be lang (no. 3084) en de vele volgende nummers uit de archieven van Zeeland betreffende die intekening - stellig moeizaam bijeengegaard - geven een bijzonder goed idee van de ingewikkelde gang van zaken bij de afwikkeling. Elders zoekt men daar vaak tevergeefs naar. De Cronyk van Zeeland is een belangrijk en gezocht werk en dat men over de achter gronden nu goed ingelicht is stemt verheugend. Ik hoef niet te zeggen, dat de indices zeer volledig zijn en dat men dank zij deze veel ge gevens over de boekhandel - drukkers en graveurs zijn bijeen gevoegd - krijgt. Niet voor niets is dit boek ondergebracht als deel XVI in de serie Bibliographica Neerlandi ca. I. H. van Eeghen [410] Dr. J. Hartog, De Nederlandse Antillen en de Verenigde Staten van Amerika, De Walburg Pers, Zutphen 1983, 54 blz., geïll., genaaid gebrocheerd, 15,— In deze publicatie, die kon verschijnen mede dank zij de financiële steun van Sticusa, de heer J. J. Beaujon en de redactionele medewerking van jhr. mr. R. C. C. de Savornin Lohman, komen de relaties tussen de beide in de titel genoemde gebieden aan de orde van 1646, toen Petrus Stuyvesant naast directeur van Curasao tevens directeur-generaal van Nieuw-Nederland werd, tot 1978, toen miss Alta Fowler als 42e Amerikaanse con sul op Curasao sinds 1793 werd benoemd. Sint Eustatius speelde een belangrijke rol in de Amerikaanse vrijheidsoorlog. Na 1820 emigreerden veel Bovenwinders naar de Ver enigde Staten, zodat omstreeks 1915 meer Sabanen en Statianen in de States woonden dan op Saba en Sint Eustatius zelf. Veel Amerikaanse (Portugees-)joodse families voe ren hun stamboom terug op voorouders die aan het einde van de achttiende of in het begin van de negentiende eeuw naar de Verenigde Staten geëmigreerd zijn, met name naar Charleston, New Orleans en New York. In de twintigste eeuw namen de Ameri kaanse activiteiten op de Antillen toe. In 1929 begon op Aruba de Lago Oil and Trans port Company een olieraffinaderij, die uitgroeide tot het bedrijf met de grootste door- zetcapaciteit ter wereld. In de Tweede Wereldoorlog waren Amerikaanse militairen ge legerd op Curasao. Dit alles ontlenen we aan de hoofdstukken 1-9, die ruim de helft van het boekje in beslag nemen. Het tiende en laatste hoofdstuk behandelt de Amerikaanse consulaten op de Neder landse Antillen eilandsgewijs, waarbij opgemerkt wordt, dat op Saba nimmer consulai re vertegenwoordigers van Amerika geweest zijn, terwijl juist Sabanen naar de Verenig de Staten trokken. In 1964 woonden 1022 Sabanen op Saba en 1387 in de States. Curasao was in 1827 door koning Willem I tot vrijhaven verklaard, waardoor de positie van de consuls aldaar belangrijker werd. Rond hun erkenning door de Nederlandse re gering rezen echter moeilijkheden, die voortduurden totdat op 22 januari 1855 tussen Nederland en de Verenigde Staten een conventie gesloten werd over de toelating van Noordamerikaanse consuls in de Nederlandse koloniën. Ook hierover weet Hartog vele interessante details mede te delen. Zeer veel zorg is besteed aan de registers van zaak- en persoonsnamen. Ze bevatten te zamen meer dan 400 verwijzingen, waardoor in beknopt bestek een zeer bruikbaar naslagwerk ontstaan is. Ook de inhoudsopgave van drie pagina's draagt bij tot de vlotte raadpleegbaarheid van het door een foto van een door de Nederlandse Antillen aan de stad New York geschonken gebrandschilderd raam met Peter Stuyvesant gesierde boek je. J. H. van den Hoek Ostende P Schneiders. De bibliotheek- en documentatiebeweging, 1880-1914; bibliografische ondernemingen rond 1900. Amsterdam, 1982. Proefschrift Amsterdam Zolang er wetenschappelijke literatuur gepubliceerd wordt, zijn er pogingen onder nomen om de hoeveelheid publicaties, vooral tijdschriftartikelen, in bibliografieën [411]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 50