- volgens de regels der archivistiek index geheten - beslaat 29 bladzijden. Het helpt ons
de tweede auteur op te sporen als oübaas op Ada's Hoeve te Ommen. Dat zijn naam en
die van de heer Gevers onder de inleiding prijken, had in de index wel achterwege kun
nen blijven. Even moest ik zoeken naar de inhoudsopgave, die verscholen is tussen in
dex en de vermelding van de herkomst der afbeeldingen.
Die afbeeldingen vormen een belangrijk en integrerend deel van het boek: kaarten (bij
ieder huis één ontleend aan het kadastrale minuutplan), prenten en foto's van de hui
zen, ook van de interieurs, familieportretten en -wapens. De bijschriften geven zoveel
informatie, dat het doorbladeren van het boek een genoegen blijft en niet ontaardt in
een krampachtig zoeken naar de zin van het afgebeelde.
In 1976 namen de collega's Gevers en Mensema de taak op zich voor Salland de leemte
op te vullen, die voor Twente en Vollenhove met respectievelijk 43 en 20 havezaten in
1911 en 1931 door mr. G. J. ter Kuile sr. en in 1951 door J. Westra van Holthe aange
pakt was. Dank zij het in 1980 bij de rijksarchiefdienst ingevoerde zogenaamde
grondslagenonderzoek, waarbij archief ambtenaren een bepaald gedeelte van hun werk
tijd mogen besteden aan wetenschappelijk onderzoek, kon de definitieve tekst per 1 ja
nuari 1983 worden afgerond. Terecht inziende dat niet ieder gegeven even relevant of
interessant is, hebben de auteurs in hun materiaal een zodanige schifting aangebracht,
dat hun omvangrijke boek een evenwichtig geheel geworden is. Van iedere havezate
zijn de opeenvolgende bezitters vermeld met gegevens betreffende bouw, verbouw en
eventueel afbraak van het huis, het goederenbezit en de daaraan verbonden rechten en
plichten. Het uitvoerige notenapparaat zal zeker stimuleren tot verder archief- en
literatuuronderzoek. Over menig huis zou aan de hand daarvan een monografie te
schrijven zijn, zoals we op biz. XXXIX lezen. Gelukkig hebben de auteurs hun verhaal
doorgetrokken tot het heden toe, zo komen we onder meer de straten te weten, op wel
ker hoogte de door Zwolse stadsuitbreiding opgeslokte havezate Voorst gestaan heeft.
Uit de inleiding willen we nog een paar zaken naar voren halen, die ons bijzonder boei
den. 'Voor vele riddermatigen kwam de revolutie van 1795 als een geschenk. Het ver
loste hen van de voornaamste plicht: het in stand houden van een havezate met de daar
bij behorende goederen. Het is verbazend hoe snel men zich neerlegde bij de nieuwe si
tuatie.... Al spoedig gingen de meeste riddermatigen over tot de verkoop van hun bezit
en niet zelden ging dit gepaard met de afbraak van de havezate' (biz. XX). 'Merkwaar
dig is b.v. het bijna geheel ontbreken van muziekinstrumenten (in boedel
beschrijvingen). Behalve dan dat een oude viool op Gramsbergen voorkwam', (blz.
XXXI). En uit een brief van Louis Rhijnvis Feith van de Aalshorst in Dalfsen in 1837:
'wij....worden buiten onze lieve dominé en zijne vrouw, die gedurig bij ons komen,
ook zo niet overvallen, daar het hier de gewoonte is, om altijd belet te vragen, zoodat
wij dagelijks ongejeneerd gekleed kunnen gaan' (blz. XXXI).
De Vereeniging tot Beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis, die wij gaarne
gelukwensen met haar 125-jarig jubileum, verdient nog veel meer onze complimenten,
dat zij de uitgave van dit standaardwerk mogelijk gemaakt heeft. De auteurs zullen niet
anders dan met voldoening op dit werk terug kunnen zien.
J. H. van den Hoek Ostende
[408]
P. J. Verkruysse, Mattheus Smallegange (1624-1710): Zeeuws historicus, genealoog en
vertaler, descriptieve persoonsbibliografie. Nieuwkoop, B. de Graaf 1983, 666 blz. met
109 facsimile's, f 120,
Met dit lijvige proefschrift over Mattheus Smallegange zal menig archivaris gelukkig
zijn, want men vindt er een schat van gegevens over de schrijver van de bekende Cro-
nyk van Zeeland, verhelderd door vele afbeeldingen.
Smallegange stamde uit een vooraanstaand geslacht uit Goes, waar hij in 1624 werd ge
boren, hij verliet deze stad in de jaren 1658 1660, woonde tot 1666 in Amsterdam en
heeft daarna onbekende woonplaatsen. Van 1695 tot zijn dood in 1710 woont hij weer
in Sneek.
Hij publiceert eigen historische en genealogische werken en ook vertaalt hij voor uitge
vers. Soms worden die vertalingen met zijn naam uitgegeven, soms met de initialen
M.S. Dat deze niet altijd hem betreffen, toont de schrijver in enkele gevallen overtui
gend aan. Dit betreft alles de bibliografie, waarop ik hier niet nader kan ingaan, even
min als op de hier gevolgde methode van partiële interne collatie. De Engelse summary
geeft daarover een duidelijke samenvatting.
In dit blad wil ik wat meer vertellen over de afdelingen Manuscripten (p. 491-505) en
Archivalia in verband met Smallegange (p. 507-546). Er zijn drie manuscripten bekend,
een in een album amicorum van 1658, een lijst van uitgaven in verband met de Cronyk
van Zeeland, vermoedelijk van circa 1690 en een gedeelte van een brief van 1696 1704.
De lijst van archivalia (no. 3001-3169) loopt van 1583 tot 1978! De drie manuscripten
zijn alle geheel afgebeeld, bij de lijst van archivalia zijn slechts het banvonnis van
Amsterdam van 1666 en de interessante 'Conditiën, Om door Teyckenaers te Drucken
de Cronyk van Zeeland' van vermoedelijk 1682 geheel afgebeeld. Op beide wil ik wat
nader ingaan.
Bij de eerste ben ik zelf enigszins betrokken en het spijt mij, dat ik blijkbaar wat te kort
ben geschoten, toen de schrijver bij mij hierover kwam spreken. Het gaat over de publi
catie van een oranjegezinde prent met vers van Smallegange, het zogenaamde Sinne-
Beeld, dat de schrijver niet alleen hier maar ook in de Bibliografie (no. 1011-1013) en
zelfs in de Biografie (p. 57-58) uitvoering behandelt. Ik deelde in mijn Boekhandel III
14 mee, dat Herman Aeltsz een boete van 50,kreeg voor het drukken hiervan. Des
gevraagd gaf ik de schrijver toe, dat hier het woord 'vermoedelijk' zeker niet overbodig
geweest was. Nu ik de in het boek bijeen gebrachte nieuwe gegevens in originali las, ben
ik echter vrijwel zeker dat deze boete voor het Sinne-Beeld was opgelegd. Ik moest tot
het origineel teruggaan, omdat Verkruysse samenvattingen geeft.
Wie de opgetekende verhoren in de confessieboeken kent, weet echter dat het bijzonder
moeilijke stof is om een extrakt te geven. Ik lees er iets heel anders uit dan de schrijver
deed, in no. 3066 van de archivalia. Het betreft het verhoor op 9.12.1665 van de gra
veur Chrispijn van de Passé. Hij verklaart te recht of ten onrechte, dat hij oorspronke
lijk de tweede versie had beoogd, de zogenaamde Eendracht, gelijck hij int 2e sinne-
beeldt gedaan heeft en dat hij int eerste het prinsjen in de plaats settede omdat hij de
heele stad door hoorde seggen dat men het prinsjen huldigen souw. Daarbij sluit zich
geheel aan de veroordeling van 25.5.1666 van Herman Aeltsz voor het drukken van het
[409]