ren het niet zozeer de belangen van het archief als wel verkeerstechnische redenen die
tot een nieuwe behuizing leidden. De verkeersdruk op het Rijs wij kseplein was zo groot
geworden dat tot reconstructie moest worden overgegaan. Hierbij stond het archiefge
bouw in de weg. Bestuurlijk werd er vanaf dat moment naarstig gezocht naar een oplos
sing. Tezelfdertijd ontwierp Gemeentewerken aan de Loosduinseweg een kantoor
gebouw voor het Gemeentelijk Energiebedrijf. In de ogen van 'het stadhuis' was dit ge
bouw wat al te ruim van opzet en men besloot naast het Gemeentelijk Centrum voor
Automatisering (een nieuwe dienst) ook het Gemeentearchief in dit gebouw te huis
vesten. Het ontwerp werd aangepast en er kwam een extra verdieping op het gebouw,
geschikt voor de berging van ca. 12 kilometer papier.
En zo kon eind 1972 het Haagse Gemeentearchief een huisvesting betrekken die mo
dern was en aan alle eisen op het gebied van beveiliging en klimaatbeheersing voldeed;
echter wel 6-hoog en niet op een erg publieksaantrekkelijk punt. De moderne ten
toonstellingszaal 6-hoog-achter trok bij lange na niet die hoeveelheid publiek die het
oude tot tentoonstellingszaal verbouwde gymnastieklokaal aan het Rij swij kseplein ge
trokken had. Voor Mensonides en zijn medewerkers was het een enorme overgang en
verbetering, eindelijk voldoende ruimte: enorme depöts en een royale kantooretage. De
aanwas van archieven en verzamelingen en de uitbouw van de dienst, ook in de perso
nele sfeer, kon beginnen. Voor Mensonides kwam dit alles echter te laat om er nog vol
op van te kunnen profiteren. Hij was al bijna zestig en het zo lang geen gehoor vinden
voor zijns inziens redelijke wensen had hem niet onberoerd gelaten. Na het overlijden
in 1975 van zijn vrouw trok hij zich meer en meer terug. Het was zijn wens dat aan zijn
pensionering per 1 augustus 1977 slechts in kleine kring aandacht werd besteed. Een ge
broken heup kort daarna dwong hem tot verhuizing naar een flat in Lisse in de buurt
van familie en daarmee vertrek uit Den Haag.
Mensonides' grote verdiensten voor Den Haag liggen met name op het terrein van de
Haagse geschiedschrijving. Niet alleen redigeerde hij jaarlijks het jaarboek van Die
Haghe, van 1945 tot en met 1968, maar daarnaast schreef hij vele artikelen. Wie de gro
te lijst van zijn publikaties overziet wordt getroffen door zijn veelzijdige belangstelling
en zijn neus voor niet alledaagse onderwerpen. Zijn laatste twee artikelen 'Een nieuwe
kunst in Den Haag; encyclopedisch overzicht van de eerste Haagse fotografen' (1977)
en 'Een Koreaans drama in Den Haag in 1907' (1978) mogen hiervan als voorbeeld die
nen.
Deze artikelen, voor het merendeel gepubliceerd in het jaarboek, en de 15 delen van het
jaarboek die onder zijn redactie verschenen, zijn een blijvende bijdrage aan de Haagse
historie; een Haagse historie waaraan Mensonides zijn hart had verpand. Als waarde
ring hiervoor ontving hij aan het einde van zijn loopbaan het erelidmaatschap van Die
Haghe. Koninklijke waardering ontving hij door een benoeming tot officier in de orde
van Oranje Nassau. Deze waardering voor zijn historisch werk en voor zijn inspannin
gen voor het gemeentelijk archiefwezen was aan het einde van zijn - vaak in onmogelij
ke situaties uitgeoefende - loopbaan ten zeerste op zijn plaats.
H. Bordewij k.
[316]
In memoriam Johannes Jacobus Bink 1898-1980
Terwijl ik dit schrijf, wordt in het Gemeentemuseum te 's-Gravenhage een indrukwek
kende tentoonstelling gehouden, gewijd aan het Rozenburg-aardewerk en porselein,
dat internationale faam geniet. De rijk geïllustreerde catalogus onder de titel 'Rozen
burg 1883-1917, Geschiedenis van een Haagse fabriek', waaraan tal van deskundigen
hun medewerking hebben verleend, is uitgegroeid tot een standaardwerk, al even
indrukwekkend als de tentoonstelling zelf. Het jaartal 1883 in de titel openbaart,
waarom deze grootse tentoonstelling juist dit jaar gehouden moest worden: het is hon
derd jaar geleden, dat de Rozenburg-fabriek werd opgericht. De naam dateert van
1885, toen de buitenplaats Rozenburg aan de Zuid-Binnensingel werd betrokken.
Meestal zal zo'n Kunsttentoonstelling de archivaris als zodanig niet direct raken, maar
in dit geval is de bijdrage van het Gemeente-archief van 's-Gravenhage zowel aan de
tentoonstelling als aan de catalogus van uitzonderlijk belang geweest. Aldaar berust nl.
[317]