Berging van de gezinskaarten en de huizenregisters in het gebouw Singel 451-453. Foto uit Wag-
tendonk I- VI.
is dan ook een duidelijk voorbeeld van een administratief-technische ontwikkeling die
de politiek weinig keuze tussen alternatieven overlaat.65
65 De nieuwe in enkelvoud bijgehouden registratie was vermoedelijk een verbetering. Veel
kosten zijn er niet door bespaard. Het aantal ambtenaren daalde niet. Voor de ontwikkeling
tot 1926 zie ook het Overzicht van de organisatie, p. 27-28.
Besluit
Met enig recht kan men stellen dat een uitgebreide 'dynamische' bevolkingsregistratie
in 1849 door de rijksoverheid gedicteerd werd. Dit wil niet zeggen dat voor alle gemeen
ten deze registratievorm van de ene dag op de andere uit de lucht kwam vallen. Zoals
vermeld bestonden er al voor 1849 verschillende provinciale en gemeentelijke reglemen
ten die een min of meer volledige registratie der bevolking voorschreven. Deze was di
kwijls het resultaat van vroegere deel-administraties opgezet ten behoeve van verschil
lende vormen van bestuurlijke bemoeienis. Het kiesrecht vereiste al registratie, het in
boeken van verhuisbewijzen was reeds voorgeschreven, niet in het minst om allerlei
kwesties rond de armenzorg te voorkomen.
Daarnaast geldt dat al op steeds grotere schaal de interesse in een 'wetenschappelijke'
statistiek gegroeid was en Den Haag via de goeverneurs in de provincie herhaalde malen
per jaar diverse statistieke opgaven van de gemeentebesturen verlangde. Het vermoe
den lijkt gerechtvaardigd dat deze ontwikkelingen ertoe hebben bijgedragen dat de in
voering van een landelijk geregeld bevolkingsregister niet op al te groot verzet is gestuit.
Nieuwe maatregelen zullen in verreweg de meeste gevallen door de burger en zijn poli
tieke vertegenwoordigers gezien zijn als logisch vervolg op bestaande reglementen. De
bevolkingsgroepen die geen stem in het kapittel hadden in de besluitvorming rond de
bevolkingsregistratie konden zich, als zij dit wensten, gedurende twee decennia vrij ge
makkelijk aan de verplichtingen onttrekken. In Amsterdam althans blijkt pas in de ja
ren '70 van de vorige eeuw een min of meer sluitende controle op de aangifte gereali
seerd te zijn.
Toch verklaart dit alles niet geheel waardoor juist in Nederland in tegenstelling tot in
andere Europese landen zo gemakkelijk een van dag-tot-dag-bevolkingsregistratie kon
worden ingevoerd. In 1908 was het houden van bevolkingsregisters in slechts vier lan
den van Europa wettelijk voorgeschreven. Vrees voor al te grote inperking van de bur
gerlijke vrijheden was de oorzaak dat dit bijvoorbeeld in Engeland en Frankrijk niet
het geval was.66 In deze landen werd het bovendien te kostbaar geacht.
In Nederland ben ik tot dusver op slechts één voorbeeld van principiële bezwaren
gestuit. Wagtendonk meldt dat H. J. van Buren, plaatsvervangend rechter en advocaat
te Rotterdam, zich in een rede in 1843 keerde tegen het Wijkreglement voor Rotterdam.
Misschien zouden er meer voorbeelden boven water gebracht kunnen worden, maar
dan hebben alle vormen van bezwaren toch niet kunnen voorkomen dat de bevolkings
boekhouding werd ingevoerd en zeer ingrijpend werd verfijnd. Verschillende verklarin
gen voor het uitblijven van protesten of het niet effectief zijn ervan zijn denkbaar. Ten
eerste: het bevolkingsregister was er voordat men er erg in had. De opmerkingen van de
minister van Binnenlandse Zaken in zijn brief aan zijn collega op Financiën67 over de
verzekering die hij de bevolking had laten geven over de bedoelingen van de volkstelling
van 1849, zouden erop kunnen wijzen dat hij de bevolking bewust stapsgewijs
66 De vier landen met een bevolkingsregister waren België, Italië, Nederland en Zweden. Vgl.
Wagtendonk V.
67 Zie noot 24.
[389]
[388]