Zeer trots is deze buurtmeester op zijn voorrechten: onder meer gratis toegang tot ten
toonstellingen, schouwburg en Hortus Botanicus. Zijn vele diensten verrichtte hij gra
tis, evenals de tegelijkertijd benoemde buurtcommissarissen.
Het zogenaamde buurtcollege, bestaande uit de buurtcommissaris en evenzoveel buurt-
meesters als er afdelingen in elke buurt waren, vergaderde tenminste tweemaal per jaar
en stond onder toezicht van de ambtenaar van de Burgerlijke stand. De 263 buurt-
meesters die Amsterdam telde hielden ieder een bevolkingsregister van hun afdeling
bij.40 De buurtcommissarisen deden hetzelfde voor de gehele buurt. Deze dubbele
boekhouding moest door middel van een rondgang langs alle huizen tweemaal per jaar
gecontroleerd worden. Daarnaast waren de buurtmeesters belast met het afgeven van
verklaringen ten behoeve van het bijhouden van de Burgerlijke stand, voor het plaatsen
van kinderen op de stadsscholen en voor verkrijging van gratis geneeskundige hulp. Bo
vendien moesten ze bij verkiezingen de stembiljetten bij de kiesgerechtigde Amsterdam
mers rondbrengen en ervoor zorgen dat drenkelingen zo spoedig mogelijk naar de
dichtstbijzijnde herberg of tapperij gebracht werden, alwaar deze de door de Maat
schappij van Drenkelingen voorgeschreven hulp konden krijgen.41
(Model Art. 11 N". 7.)
Jiuurt Blad N°.
Straat of dracht Huis N°.
S
5" 1
1
g£8
1
f
l
4
!|i
Ui3
Tot de werkzaamheden van de buurtmeesters behoorde volgens het Reglement van 1850 het bij
houden van een register van de bevolking hunner Buurt-afdeling naar dit model. Gemeentelijke
Archiefdienst Amsterdam bibliotheek nr. H 916.
40 Wagtendonk.
41 Reglement voor de Buurten 1850, art. 11.
[382]
Het buurtwezen zoals dat in 1850 was ingesteld, functioneerde klaarblijkelijk niet erg
naar wens. De in 1852 zo zelfverzekerde buurtmeester, door J. Schenkman ten tonele
gevoerd, was ten onrechte zo stellig over zijn herbenoeming. Al in 1855 werd het Regle
ment voor de Buurten grondig herzien. De buurtmeesters werden afgedankt. In hun
plaats gingen twaalf gesalarieerde buurtsecretarissen de bevolkingsregisters bijhouden.
Het was de uitdrukkelijke wens van B W geweest om de werkzaamheden verbonden
aan de registratie van armen en zieken, naast het bijhouden van de bevolkingsregisters
aan betaalde beambten op te dragen.42 Hieraan kwam de gemeenteraad in de vergade
ring van 24 oktober 1855 gedeeltelijk tegemoet. De administratieve hiërarchie werd nu
aanzienlijk verkort. Vanaf 1 januari kregen de twaalf buurtsecretarissen naast het bij
houden van de bevolkingsregisters onder meer tot taak de door de commissarissen inge
leverde gegevens met betrekking tot de armenzorg te registreren.43 Voor hun werk
zaamheden die zich voortaan beperkten tot de uitvoering van de armenzorgbepalingen,
kregen de buurtcommissarissen niet betaald. Niet ten onrechte werd in oktober 1855 in
de gemeenteraad opgemerkt dat (in strijd met de oorspronkelijk bedoeling) de nieuwe
verordening op het buurtwezen bijna uitsluitend het bevolkingsregister ten goede kwam
en niet het armwezen.44
Het aantal van twaalf buurtsecretarissen dat vanaf 1 januari 1856 belast was met het
bijhouden van de registers voor vijftig buurten werd met ingang van 15 augustus 1871
teruggebracht tot vijf. Voortaan hadden ze geen andere taak dan de bevolkingsregistra
tie. Op hun burelen werden bovendien ambtenaren aangesteld, belast met het schrijf
werk.45 Op de vijf buurtsecretarissen werd toezicht uitgeoefend door een buurt-
secretaris in algemene dienst. Een maand later, per 9 november 1871, werd de betrek
king van buurtcommissaris afgeschaft.46 Door hun verplichte rondgang langs alle hui
zen waren zij in staat geweest correcties op de registratie door de buurtsecretarissen aan
te dragen, een functie die nu werd overgenomen door betaalde controleurs.47
Behalve de op de bureaus der buurtsecretarissen bijgehouden registers werd op de ge
meentesecretarie een duplicaat vervaardigd bij het zogenaamde Volksregister, een
onderafdeling van de afdeling Burgerlijke stand. Toen uit ervaringen elders bleek dat
een dergelijke dubbele boekhouding onnodig omslachtig was, stelden B W op 17 ok
tober 1895 de gemeenteraad voor om de gehele bevolkingsregistratie (inclusief de Bur
gerlijke stand) in één gebouw te concentreren. Nadat de raad op 13 november zijn
goedkeuring had uitgesproken kwam tenslotte een eind aan de activiteiten der buurtse
cretarissen. Het werk, begonnen in 1850 in 263 verspreide buurtmeesterkantoortjes,
werd dus minder dan vijftig jaar later verricht in nog slechts één gebouw.
42 Amsterdamsche Courant 25 oktober 1855, nr. 254, Bijblad bij de tweede editie.
43 Voor een specificatie van alle taken van buurtsecretarissen en -commissarissen zie: Verorde
ning op het buurtwezen, onder meer gepubliceerd in Amsterdamsche Courant van donderdag
6 december 1855, no. 290. Bijblad 2de editie.
44 Zie Amsterdamsche Courant van 25 oktober 1855 (2de editie).
45 Gemeenteblad 1872, 1ste afd., p. 618-619.
46 Wagtendonk III. Het oude wijkmeesterschap, dat inmiddels weinig meer betekende dan het
collectantschap voor de stedelijke armen, werd per 1 januari 1873 opgeheven.
47 Gemeenteblad 1872, 1ste afd., p. 618-619.
Bohckh-
LlJkK
Dagtbekenixg
Aanduiding of
de Persoon in
AaMJCMING
3
c
STaaT.
t;
•j
da Gemeente
over
a
S)
O
NAAM.
VOORNAAM.
X
- 5 1
c
a
cc
a
*2
1
O
O
ven als heb
bende haro
woonplant a
[gewoon ver
blijf; of enkel
als tijdelijk
verblijvende.
g
ie
•O
C
B'BV
TIJDELIJK I
AlWEZIGIIKl*
Mi bijv. Krijg
heden
Gevangenen
O
C3
öob
C* tc
2
c
W. V.
Woon-' Ver
plaats. bl.ijf.
Leerlingen
of
Kweekelincen
Studenten, enz.
[383]