van bi VEREENIGING ¥<ttt De uitvoering in Amsterdam De uitvoerders: buurtmeesters, -commissarissen en -secretarissen Voor het bijhouden van de eerste Amsterdamse bevolkingsregisters werd gebruik ge maakt van goedkope arbeidskrachten: de buurtmeesters. Deze vormden een groep on bezoldigde overheidsdienaren die al zeer lang op verschillende terreinen het stads bestuur behulpzaam was. Reeds in de zestiende eeuw was de stad in wijken verdeeld, waarin kwartiermeesters zich bemoeiden met verschillende vormen van armenzorg en het toezicht op vreemde lingen.37 In de zeventiende en achttiende eeuw kende Amsterdam soortgelijke functio narissen, die weliswaar herhaaldelijk een andere naam maar nauwelijks andere taken kregen. Zo werd in 1675 het buurtmeesterschap vervangen door het wijkmeesterschap. Toen, in verband met de opstelling van een grondwet in 1795, in de Bataafse Republiek een volkstelling werd gehouden, waren het de wijkmeesters die in Amsterdam, evenals in vele andere steden, de feitelijke telling opgedragen kregen. Ook bij de plaatselijke volkstellingen in de Franse tijd en in de eerste jaren van het Koninkrijk werden ze inge schakeld om huis aan huis de aanwezige personen te 'turven'. Voor de uitvoering van vele andere bestuursactiviteiten in het begin van de vorige eeuw vormden de wijk meesters de schakel tussen bevolking en gemeentebestuur: de organisatie van de in kwartiering en het afgeven van bewijzen of adviezen omtrent onvermogen zijn slechts enkele voorbeelden hiervan.38 Voor een belangrijk deel waren het registrerende activi teiten, die in de loop der negentiende eeuw steeds meer opgedragen zouden worden aan bezoldigde ambtenaren. Het Koninklijk Besluit van 23 oktober 1849 verplichtte de gemeentebesturen een bevol kingsregister bij te houden. Door middel van het Reglement voor de Buurten der Stad Amsterdam, vastgesteld door de gemeenteraad op 3 juli 1850, werd deze taak groten deels opgedragen aan nieuw te benoemen buurtmeesters. Daarmee werd tegelijkertijd de wijkmeesters een aanzienlijk deel van hun oude taken ontnomen. Ze behielden slechts hun oude functie als collectant bij verschillende landelijk en plaatselijk georga niseerde inzamelingen. Al hun overige werkzaamheden werden voortaan door de nieu we buurtmeesters verricht. Een precies overzicht van deze werkzaamheden geeft de In structie voor de Buurtmeesters, vastgesteld bij B W-besluit van 21 november 1850. Een aardig beeld van hun taken krijgen we voorgeschoteld door J. Schenkman in een 'luimig dichtstukje [in maart 1852] voorgedragen voor het 1ste Departement der Maat schappij tot Nut van 't Algemeen'.39 Op ironische toon doet daarin een pas 37 Wagtendonk III. 38 Laatstgenoemde activiteit betekende in feite niets nieuws. Het verstrekken van bewijzen van onvermogen was welbeschouwd de ambtelijke voortzetting van hun oude activiteiten ten be hoeve van de armenzorg, nu echter in een 'gebureaucratiseerde' vorm. Op vele terreinen nam in de Franse tijd het gebruik van formulieren enorm toe. Met enig recht kan men de wijk meesters betitelen als de eerste gemeentelijke loketbedienden. 39 J. Schenkman, Een buurtmeester. [380] voor den Heer Onder de Zinspreuk: NUT EN OUDE. NAMENS HET BESTUUR, Van maart 1850 tot april 1851 bestond de Vereeniging van wijkmeesters der stad Amsterdam on der de zinspreuk 'Nut en Orde'. Het archief van de vereniging berust onder nr. 18 bij de Gemeen telijke Archiefdienst Amsterdam en in de bibliotheek aldaar bevindt zich onder nr. P 900.051 het diploma van het lid F. Israël. benoemde buurtmeester verslag van zijn 'gewichtige' bezigheden. De ik-figuur is zo juist uit een drietal kandidaten verkozen. Zijn medekandidaten waren een kaarsen maker en een kruidenier. De eigen beroepsbezigheden blijven helaas verborgen. Met het spellen van namen heeft hij nog moeite. 'Hij is immers geen advocaat of dominee.' Desondanks is hij niet bang dat hij over vijf jaar niet herkozen zal worden: 'Wie eenmaal op het kussen zit wordt hier toch daadlij k weêr herkozen; Want 't 'Heer! verlos ons van den boozen, Past nooit op een regeringslid. 't Zal evenzoo met mij geschieden, 'k Blijf aan 't Bestuur tot aan mijn dood, En zie mij hier door klein en groot, Verschuldigde eer en achting bieden. Ja vrouw! die post vervult mijn ziel Al geeft hij thans nog geen salaris, Maar heil mij, zoo me, als Commissaris, Eens hooger rang te beurte viel! Want denk niet, kind! dat Amstels vad'ren Steeds vergen zullen, dat een buurt (Als nu) pro deo wordt bestuurd!' [381]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 35