W, ondergeteekenden a getuigen van genoegzamen ouderdomwonende binnen deze Stad de eerste b de tweede (c) huis worde rondgegaan, ten einde op te nemen of alle opgaven betrekkelijk de verande ringen in het personeel der huisgezinnen en van derzelver verhuizing, zijn gedaan en aangeteekend We krijgen de indruk dat van provinciewege wel degelijk op de uit voering van dit reglement is toegezien. In de gemeente Katwijk bijvoorbeeld werden in februari 1846 'Registers van inwoners' samengesteld, die de basis vormden voor wijks- gewijs ingedeelde bevolkingsregisters, die tamelijk nauwgezet werden bijgehouden tot en met het jaar 1849.14 Landelijke voorschriften zorgden er echter voor dat de gemeenten reeds in 1850 het werk opnieuw moesten opzetten. Zoals gebleken is, beperkte de rijksoverheid in de eerste helft van de negentiende eeuw zijn bemoeienis met de bevolkingsregistratie tot het organiseren van volkstellingen. De ze werden voorbereid op het departement van Binnenlandse Zaken, dat tussen 1827 en 1831 een afzonderlijke afdeling Statistiek kende.15 In 1848 werden de werkzaamheden uitgeoefend onder verantwoordelijkheid van de afdeling Binnenlands Bestuur (Afde ling 1). Hier was sinds 1 oktober 1848 werkzaam de referendaris mr. M. M. Baum- hauer.16 Deze concipieerde de brief die de minister van Binnenlandse Zaken deed uit gaan naar alle goeverneurs in de provincie, waarin hij hun verzocht via de gemeente besturen de bevolking duidelijk te maken 'dat de voorgenomen maatregel [nl. de te houden volkstelling. AM.] geen ander doel heeft dan de naauwkeurige kennis van het zielental of van den stand der bevolking op den 19 November aanstaande en het aanleg gen van naauwkeurige volksregisters in iedere gemeente, bevattende alle zoodanige op gaven nopens de bevolking wier kennis uit een maatschappelijk oogpunt in eene wel ge ordende maatschappij, zoowel door de Regering en de verdere besturen als voor de en kele individuen bij de uitoefening van hun regten als staatsburgers kunnen gerekend worden nuttig en noodzakelijk te zijn.'17 Op deze brief kwam al in december 1849 en gedurende het voorjaar van 1850 via de goeverneurs een aantal vragen en opmerkingen binnen. De voorgeschreven registratie bleek door de verschillende wijkindeling in diver se steden niet uniform toepasbaar. In de provincie Groningen waren enige gemeenten niet bereid om zonder meer de kosten van het benodigde materiaal op de begroting te brengen.18 Geantwoord werd19 dat de invoering van de bevolkingsregisters ook in het belang van de gemeentebesturen was geschied. Ook uit andere provincies kwamen protesten. De gemeente Den Haag stuurde een ver zoekschrift aan de koning waarin gevraagd werd te mogen volstaan met de registratie die sinds 1845 volgens de provinciale voorschriften werd bijgehouden. Haarlem had eenzelfde bezwaar. Deze gemeente wees op het aldaar bestaande Reglement voor het 14 Gemeentearchief Katwijk, inv. nrs. 1311-1313. 15 Fragmenten, p. 26. 16 ARA, coll. Thorbecke, inv. nr. 229, 'Overzicht personeel Binnenlandsche Zaken': le afd. e. Statistiek, 1 personeelslid Mr. M. M. Baumhauer fl. 1500,—; Fragmenten p. 24, 25: Baum- hauer referendaris le afd. aangesteld 3 augustus 1857 a fl. 2500,—. 17 ARA (2e afd.) Arch. Biza, 8e afd. tot 1857: le afd.) Statistiek, inv. nr. 1, minuut uitgaan de brief 27 oktober 1849 nr. 3. 18 Ibidem, ingekomen brief dd. 17 januari 1850. 19 Ibidem, minuut uitg. brief 7 februari 1850. bestuur voor de buurten, dat het bijhouden van een register al voorschreef. Dit register kon in de ogen van Baumhauer geen genade vinden. 'Men mist eene behoorlijke splitsing der geslachten, den burgerlijken staat, het beroep der ingezetenen, de aard van het verblijf in de gemeente, de aanduiding der tijdelijke afwezigheid, opgaven, welke in WERKHUIS. verklaren bij deze wel le kennen de persoon van {cl) geboren te (e) op den des jaars behoorende tot de (g) Godsdienst, van beroep (h) binnen deze Stad gevestigd of verblijf houdende sedert (i) en thans woonachtig (k) N°. en te weten dat dezelve door behoeftigen toestand aanspraak heeft om in het Werkhuis dezer Stad te worden opgenomen, Amsterdam,, den 84 Ik ondergeteekendeWijkmeester in Wijk N°. zijdewonen de verklare bij deze dat de zaak voormeld, door mij naar behooren, en in persoon, naar vermogen is onderzocht, en dat de bovenstaande getuigen bij mij bekend, veitrouwd en ter opgemelde plaatse woonachtig zijnzoo dat er bij mij geen twijfel omtrent de waarheid van de door dezelve gegevene getuigenis bestaat. (Met dit Hilj et mag niet gebedeld nor den.) Amsterdamden i84 Biljet ter opneming van behoeftigen in het Stedelijk werkhuis. Gemeentelijke Archiefdienst Amsterdam, archief nr. 18-9. een volledig, voor het geheele Rijk op eenen eenparigen voet voorgeschreven bevol kingsregister niet kunnen gemist worden.'20 Breed werd het belang van een goede re gistratie voor gemeente en ingezetenen uitgemeten: verstrekt worden kennis van het 20 Ibidem, minuut uitg. brief (opgesteld door Baumhauer) aan GS N-Holl. dd. 2 mei 1850. [375] [374] (a) In te vullen den naam van de eerste en tweede getuigen, Woonplaats der eerste getuige. (c) Woonplaats der tweede getuige. dDen naam van wien het aangaat. (e) Geboorteplaats. Den datum der Geboorte. (g) Godsdienst. hBeroep, (i) Sedert wanneer alhier woonachtig. Tegenwoordige woonplaats.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 32