Maar ik denk ook aan wat je zou kunnen noemen interne factoren zoals de groot scheepse concentratie van waterschappen in de afgelopen decennia. In Noord-Brabant alleen is het aantal waterschappen teruggelopen van vele honderden een halve eeuw ge leden tot een veertigtal nu; een verdergaande concentratie staat op stapel. Dat proces heeft mede tot gevolg gehad een concentratie van grote aantallen kleine archieven van opgeheven polders en waterschappen bij de nieuwe grotere waterschappen. Bij de waterschappen gebeurde als resultaat daarvan hetzelfde als bij de gemeenten: de secretarissen konden, zo zij het al wilden, feitelijk het hun opgedragen beheer niet meer waarmaken. En voor wat het tussenzinnetje: zo zij het al wilden, betreft maakte artikel 60 van het Archiefbesluit het in de praktijk niet eenvoudig dat een overgebracht archief zou worden geordend door iemand die niet in het bezit is van het diploma hoger of mid delbaar archiefambtenaar. Zo heeft de feitelijke ontwikkeling de in de Archiefwet 1962 gecanoniseerde opvatting uit 1928 achterhaald. Meer en meer nemen de secretarissen zelf geen genoegen meer met de hun opgedragen taak van het beheer van overgebracht archief maar laten ze die - evenals dat bij een toenemend aantal gemeenten gebeurt -over aan daartoe opgeleide archiefambtenaren. In de wijze waarop dat is gebeurd vallen verschillende varianten en modellen te onder scheiden. Laat ik daarvan een aantal op een rij zetten, zonder te willen beweren dat die opsomming volledig zou zijn. 1. Waterschappen met een eigen archivaris. Dat is de figuur van artikel 31, tweede lid, van de wet waarover ik hiervoor heb gesproken. Voor zover mij bekend gaat het om een tot nog toe zeer beperkt aantal, met name de grote Hoogheemraadschap pen in Zuid-Holland. In grote lijnen kan een vergelijking getrokken worden met een gemeentearchivaris, al zijn er in die vergelijking ook opvallende verschillen te constateren zoals het eerder genoemde ontbreken van het toezicht op de nog niet overgebrachte archiefbescheiden en de beperking in de samenstelling van het door hen beheerde materiaal die inherent is aan de beperkte taakstelling van de water schappen zelf. 2. Als tweede model wil ik u noemen het beheer via een gemeenschappelijke regeling. Zoals u weet heeft de Wet gemeenschappelijke regelingen uit 1950 voor gemeenten geleid tot de mogelijkheid om gezamenlijk taken te behartigen die de kracht van de afzonderlijke gemeenten te boven gaan. Van die wet is ruim gebruik gemaakt. Lan delijke cijfers zijn mij niet bekend, maar in de provincie Noord-Brabant functione ren thans niet minder dan 208 gemeenschappelijke regelingen, meer dus dan het aantal gemeenten en waterschappen tezamen. Sinds de wijziging van de wet ge meenschappelijke regelingen van 1966 kunnen ook waterschappen aan die regelin gen deelnemen. Artikel 30 van deze wet houdt thans in, dat een of meer gemeenten met een of meer waterschappen, voor zover deze daartoe krachtens het reglement of de inrichting bevoegd zijn, gemeenschappelijke regelingen kunnen treffen. Toch is artikel 32 van de Archiefwet 1962 door deze wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen nog niet overbodig geworden. Artikel 32 van de Archiefwet 1962 luidt: [354] 1. Besturen van waterschappen, veenschappen en veenpolders kunnen, met inachtne ming van bij het reglement der instelling gestelde regelen, onderling of in samen werking met gemeentebesturen een regeling treffen omtrent bewaring en beheer van hun archiefbescheiden in een gemeenschappelijke archiefbewaarplaats. Die re geling bevat bepalingen omtrent haar wijziging en opheffing. Toepassing van dit artikel is denkbaar in geval het reglement of de inrichting van het waterschap, dat aan de totstandkoming van een gemeenschappelijke archiefbe waarplaats zou willen deelnemen, hiervoor geen bepaling inhoudt en voorts maakt het deze mogelijk, wanneer waterschappen onderling, derhalve zonder gemeenten, tot een desbetreffende gemeenschappelijke regeling zouden willen overgaan. Mij is geen geval bekend van een regeling op het gebied van het archiefbeheer waaraan uitsluitend waterschappen deelnemen. Wel is in West-Brabant gedurende een aantal jaren sprake geweest van een gemeenschappelijke regeling tussen het grote Hoogheemraadschap West-Brabant en alle inliggende waterschappen. Bij de discussies daarover gevoerd bleek de in artikel 32 van de Archiefwet geboden mo gelijkheid van een regeling tussen uitsluitend waterschappen ook bij de op dat ter rein deskundigen onbekend. De andere mogelijkheid die geheel in de lijn ligt van de Wet gemeenschappelijke re gelingen, namelijk een regeling tussen gemeenten en waterschappen, heeft al ver schillende malen toepassing gevonden. In Noord-Brabant is een viertal grotere wa terschappen tot streekarchivariaten toegetreden, terwijl de verwachting is dat de komende jaren meerdere waterschappen dat voorbeeld zullen volgen. Ook buiten de provincie Noord-Brabant is met de opkomst van de streekarchivariaten ook het aantal waterschappen dat op die wijze het beheer van de overgebrachte archieven heeft geregeld toegenomen. Ik noem er slechts enkele: het Hoogheemraadschap de Krimpenerwaard, het Waterschap Schouwen-Duiveland, het Polderdistrict Rijn en IJssel, het Hoogheemraadschap van de Uitwaterende Sluizen, waarmee ik mijn voorbeelden tevens over vier provincies spreid. Ik heb u eerder beloofd dat ik het praktisch zou houden. Laat ik in dat kader een praktisch probleempje noemen bij het aansluiten van waterschappen bij streekar chivariaten, die in hoofdzaak bestaan uit gemeenten. Een deel van de kosten van die archivariaten wordt aan de deelnemers toegerekend op basis van het inwoner tal van de gemeenten, een alleszins aanvaarde zaak, gewend als de gemeenten zijn aan het omrekenen van kosten per hoofd van de bevolking. Maar waterschappen kennen een heel andere kosten verdeelsleutel, namelijk het aantal hectaren. Ik her inner mij dat ik voor het eerst met dat probleem werd geconfronteerd bij de besprekingen voorafgaande aan de oprichting van het streekarchivariaat Schouwen-Duiveland. Dat was in de periode 1974-1975 toen ik tijdelijk de inspec tie in de provincie Zeeland waarnam. Tezamen met het waterschap Schouwen- Duiveland is er voor een even eenvoudige als praktische oplossing gekozen: stel een aantal hectaren gelijk aan een bepaald aantal inwoners. Na enig wikken en wegen kwam uit de bus: 5 hectaren gelijk aan 1 inwoner. Nadien is bij de toetre ding van waterschappen tot streekarchivariaten in Noord-Brabant steeds deze om rekening gehanteerd. [355]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 22