Tenslotte de samenwerking met andere waterschappen. Het kan zijn dat een water
schap bij het uitvallen van de bemaling een beroep doet op het aangrenzende water
schap. Doch ook voor andere onderdelen van de taak staat een beroep op de andere
waterschappen open, die verder in dit schema niet zijn genoemd, maar wel ingevoegd
kunnen worden. Hetzelfde geldt indien een waterschap een taak zou krijgen die hier
niet genoemd wordt. We moeten derhalve het schema soepel weten te hanteren.
Beheer van waterschapsarchieven
Als laatste van het viertal sprekers kwam de Provinciaal Inspecteur der Archieven in de
provincie Noord-Brabant, drs. I. W. L. A. Caminada, met zijn bijdrage.
Toen de heer Sigmond mij benaderde om hier vandaag iets te zeggen over het beheer
van waterschapsarchieven vroeg hij mij met enige nadruk om het vooral praktijk
gericht te houden. Ik zal aan dat verzoek graag voldoen. Dat betekent dat ik u niet zal
vermoeien met te veel theoretische bespiegelingen over bijv. de precieze positie van de
waterschappen in ons staatsbestel en de gevolgen daarvan voor de archiefvorming. Ik
zal mij vooral concentreren op de in de praktijk voorkomende manieren waarop water
schappen met hun archieven omspringen en welke rol wij als archivarissen daarbij spe
len of nog kunnen gaan spelen. U moet mij vergeven dat ik mij bij het noemen van
voorbeelden hoofdzakelijk beperk tot het gebied van de provincie Noord-Brabant waar
ik sinds een jaar of tien namens gedeputeerde staten het toezicht mag uitoefenen op de
zorg die de lagere overheden en in het bijzonder dan vandaag te noemen die de water
schappen aan hun archieven besteden. Dat doe ik niet zozeer omdat ik bevreesd hoef te
zijn voor de territoriumdrift van mijn collega's maar omdat ik meen dat de verschillen
de varianten in het archiefbeheer van waterschappen alle in Noord-Brabant zijn verte
genwoordigd, met uitzondering dan van zulke eerbiedwaardige archiefdiensten als van
de Hollandse Hoogheemraadschappen, bij één waarvan wij vandaag de eer hebben te
gast te zijn.
Laten we om te beginnen eens zien wat de Archiefwet 1962 heeft geregeld ten aanzien
van de zorg voor en het beheer van de waterschapsarchieven. Het betreffende hoofd
stuk V van de wet loopt een heel eind parallel aan hoofdstuk IV dat handelt over de ar
chiefbescheiden van gemeenten; zo geldt zowel voor gemeenten als voor waterschappen
het voorschrift om een regeling vast te stellen omtrent de zorg voor de archiefbeschei
den. Ook dient een archiefbewaarplaats te worden aangewezen. Voor gemeenten en
waterschappen is ook het toezicht op de zorg voor de archieven op dezelfde wijze gere
geld. Een opvallend verschil valt te constateren tussen enerzijds artikel 25 van de wet en
anderzijds artikel 31. In artikel 25 wordt bepaald dat een gemeentelijke archiefbewaar
plaats wordt beheerd door een hoger of middelbaar archiefambtenaar, die de titel
draagt van gemeentearchivaris, of 'zo geen zodanige archivaris mocht zijn benoemd,
door de secretaris'.
Artikel 31 biedt het spiegelbeeld van artikel 25: de archiefbewaarplaats van een water-
[352]
schap wordt beheerd door de secretaris of een daartoe aangewezen lid van het bestuur
van het waterschap. Het tweede lid van dat artikel luidt: 'In afwijking van het bepaalde
in het vorige lid kan het beheer worden opgedragen aan een archivaris, die hoger of mid
delbaar archiefambtenaar is in de zin van artikel 9.' Dat verschil in opzet is reeds ge
maakt door de bij de wet van 1928 in de tweede alinea van artikel 15 van de Archiefwet
1918 aangebrachte wijziging. Deze werd als volgt toegelicht: 'Het verdient aanbeveling
om duidelijker dan bij de tegenwoordige redactie van artikel 15 het geval is te doen uit
komen, dat uit een archivistisch oogpunt bezien de normale en dus meest gewenschte
toestand is, dat een gemeentearchief wordt beheerd door een deskundig archivaris en dat
alleen bij gebreke van dien het beheer wordt opgedragen aan den gemeentesecretaris.
De tegenwoordige redactie zou aanleiding kunnen geven tot de opvatting, als zou in be
ginsel het laatste de voorkeur verdienen. In theorie geldt hetzelfde ook voor de archie
ven van waterschappen, veenschappen en veenpolders. Daar deze echter voor het mee-
rendeel geen bescheiden van vóór de 19de eeuw bevatten, kan hier als regel met het be
heer van den secretaris genoegen worden genomen'. Uitzonderingen op deze regel vor
men die waterschappen, waarbij - door de belangrijkheid en/of omvang van het archief
- de benoeming van een eigen archivaris wel gerechtvaardigd is.
In 1928 is dus uitgesproken dat in beginsel het beheer van gemeente- en waterschapsar
chieven op dezelfde wijze zou moeten worden geregeld, maar dat een verschil in sa
menstelling van de archieven ook een verschil in beheer zou rechtvaardigen. De Ar
chiefwet 1962, in 1968 in werking getreden, borduurde voort op de in 1928 vastgelegde
opvatting met als gevolg onder meer dat aan de gemeentearchivaris uitdrukkelijk werd
opgedragen om toe te zien op het beheer van de archiefbescheiden van de gemeentelijke
organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de gemeentelij
ke archiefbewaarplaats. Van een vergelijkbaar toezicht voor de archivaris van een wa
terschap wordt in de Archiefwet niet gerept.
De reden dat ik uw aandacht vraag voor deze wetsartikelen is dat ze het gevolg en tege
lijk ook oorzaak zijn geweest van de opvatting dat een deskundig beheer van water
schapsarchieven niet zo hard nodig is, althans zeker niet in die mate als dat bij gemeen
ten het geval zou zijn. Ik herhaal het citaat uit de memorie van toelichting van de wets
wijziging van 1928: 'Daar deze (de waterschapsarchieven) echter voor het merendeel
geen bescheiden van vóór de 19e-eeuw bevatten, kan hier als regel met het beheer van
den secretaris genoegen worden genomen'.
De fijnproever hoort hoe hier zowel waterschapsarchieven als waterschapssecretarissen
als tweede keus worden bestempeld.
Natuurlijk worden opvattingen als hierboven verwoord hier en daar nog wel gehoord,
maar ik durf de stelling aan dat er sinds de totstandkoming van de Archiefwet 1962 een
grondige wijziging tot stand is gekomen in het denken over het belang van waterschaps
archieven en daarmee in de opvattingen over de wijze waarop die archieven moeten
worden beheerd. Daarbij hebben externe factoren een rol gespeeld zoals een toenemen
de belangstelling voor de sociaal-economische geschiedenis en ook de sterk gegroeide
bestudering van de locale en regionale geschiedenis, een zaak die op haar beurt weer is
gestimuleerd door de ontwikkeling van streekarchivariaten.
[353]