De inventarisatie van het archief ingericht volgens de Code voor de Ordening van de Archieven van de Waterschappen Dit onderwerp werd ingeleid door de heer P. F. A. Vrolijk, wnd. hoofd van de afdeling oud archief en bibliotheek van het Hoogheemraadschap van Delfland te Delft. Bij deze de tekst van de door hem gehouden inleiding (in samengevatte vorm): De Unie van Waterschapsbonden is met het ontwerpen van een uniform decimaal geco deerd registratuurplan begonnen op initiatief van de Overijsselse Waterschapsbond, naar aanleiding van een lezing van de provinciaal inspecteur der archieven, Formsma. De conclusie van de daartoe ingestelde commissie luidde, dat de waterschapsarchieven een bonte verscheidenheid vertoonden; grote waterschappen volgden zelfstandig uitge dachte systemen, terwijl kleine waterschappen in het geheel geen begrip voor documen tatie hadden. Het ontwerpen van de code werd spoedig voltooid; sedert 1 januari 1937 traden - voornamelijk grotere - waterschappen toe tot het voor dat doel opgerichte Re gistratuurbureau. Eerdere pogingen een registratuurstelsel in te voeren - buiten de Unie - hadden geen navolging gevonden. Het doel van de archiefcode, nazaat van de in 1876 ontworpen Decimal Code Classifi cation van P. Otlet (in 1908 door J. A. Zaalberg uitgewerkt in zijn 'Decimale index', de latere Code VNG) was een uniform registratuurplan, ter vereenvoudiging van de admi nistratie. Deze eenheid van archief-systeem achtte men terecht een algemeen water- schapsbelang. Gelet op het bovenstaande mag men verwachten dat er rond 1937 (of bij een latere da tum van invoering) een scheiding optreedt met het oudere aanwezige archief. Hoewel het codestelsel uitdrukkelijk bedoeld was voor de toekomst, is er op ruime schaal terug gewerkt. De eerdere ordeningsstelsels - voorzover daar al sprake van was - waren zozeer in verval, dat zondigen tegen de archivistische regels in dit opzicht verleidelijk was. Het grootste blok dat wij doorgaans ter inventarisatie zullen aantreffen behelst de peri ode 1937-1980. Rond dit laatste jaar hebben alle weldenkende registratoren hun ar chief, wegens de invoering van de 4e druk van de code, afgesloten. De systematiek en codegetallen van deze herziene code zijn, ten behoeve van een betere aansluiting op de code van de VNG, ingrijpend gewijzigd. Enkele grote waterschappen zullen hun archief in blokken van tien jaar overbrengen naar de archiefbewaarplaats. Bij inventarisatie dienen deze blokken over een grotere periode te worden samengevoegd. In de praktijk zijn het vooral de archivarissen die inventariseren; registratoren hebben bij een rechtstreeks toegankelijk registratuurstelsel weinig behoefte aan een beschrij vende inventaris. Inventarisatie geschiedt bovendien zelden afzonderlijk van het oud archief. De gemiddelde archivaris heeft weinig begrip voor de systematiek van het geco deerde stelsel. In plaats hiervan gebruikt hij zowel voor het oude als voor het gecodeer de archief veelal een bij de provinciale inspectie der archieven in Zuid-Holland ontwor pen archiefschema. (Zie bijlagen). De kwaliteit van het gecodeerde archief verschilt van waterschap tot waterschap. Het registratuurstelsel gaat uit van een zaaksgewijze ordening. Onderwerpsgewijze opber ging is derhalve uit den boze. Fouten in het stelsel sluipen o.a. door het aanleggen van te veel oneigenlijke 'verzameldossiers'. De archivalia zijn de neerslag van de bestuurs- handelingen (zaken), geordend volgens het gezichtspunt van het bestuur. Een zaak kan uiteraard wel bestaan uit meerdere onderwerpen. Een tweede punt dat vaak wordt nagelaten is het aanleggen van neveningangen op het archief. Men denke hierbij aan de toegankelijkheid van bijvoorbeeld vergunningen. Een ander stiefkind binnen het stelsel is de, reeds bij de invoering van 1937 verplicht gestelde, dossier-inventaris. Juist deze (losbladige) dossier-inventaris kan een goed voorstadium zijn van een beschrijvende inventaris, zoals de archivarissen die kennen. Meestal zijn het echter summiere lijsten van afgevoerde mappen, soms ook van de bestaande dossiers. Een goede dossier-inventaris bevat: - het codegetal met rubrieksomschrijving; - een omschrijving van de zaak (niet het onderwerp), waarin de handeling en het gezichtspunt van het bestuur duidelijk tot uiting komt; - een opgave van de jaren waarin de zaken zich afspelen; - een vermelding van de verblijfplaats van de dossiers (magazijnnummer); - event, aantekening omtrent vernietiging. Bij het maken van een beschrijvende inventaris, al of niet op basis van een dossier inventaris, moet de aandacht vooral uitgaan naar de redaktie van de beschrijvingen van de aanwezige archiefbestanddelen (stukken of dossiers in enge zin). Bij een volledig dossier kan men de redaktionele beschrijving aanvangen met 'Stukken betreffende', ge volgd door de zaakomschrijving. Wij mogen dan alle soorten stukken verwachten aan gaande een bepaalde zaak: besluiten, brieven, vergunningen, rapporten, tekeningen, begrotingen enz. Zijn de stukken beperkter van aard, dan beschrijve men deze zo speci fiek mogelijk. Ontbreken essentiële stukken, zoals tekeningen, dan moet dat uit de be schrijving of uit een toegevoegd N.B. blijken. Wij maken de inventaris niet alleen voor onszelf (registrator/archivaris) maar voor iedere geïnteresseerde. De archieven worden immers te zijner tijd wettelijk openbaar bij overbrenging naar de archiefbewaarplaats. De beschrijvingskunst is het moeilijkste onderdeel van het vak archivistiek, al krijgt de systematiek van de inventaris relatief meer aandacht. De uitgebreide systematiek van de code wordt bij de inventarisatie door archivarissen meestal volledig verlaten; men ontwikkelt een van de code afgeleide systematiek of een geheel andere. Dit leidt tot een diversiteit van archiefschema's. Uit een oogpunt van uniformiteit is dit betreurenswaardig. De code wordt enerzijds te fijnmazig gevonden, anderzijds te weinig onderverdeeld. De gehele waterstaat beslaat eigenlijk slechts drie hoofdstukken; de paragraaf 'wateren, watergangen' één bladzijde. Er leeft ook kritiek op afzonderlijke hoofdstukken, zoals personeel, financiën en eigen dommen, alsmede op de interpretatie van de begrippen zorg, beheer en toezicht. Toch moet het mogelijk zijn op verantwoorde wijze de systematiek van de code bij de inven tarisatie te handhaven. De codegetallen kan men, indien men dat wenst, plaatsen vóór de beschrijvingen; de rubrieksbenamingen worden uiteraard ook opgenomen. Laat men de codenummers weg, dan mag men de verfijnde rubricering niet verstoren door binnen de hoofd rubrieken een chronologische orde ten aanzien van de dossiers in te voeren; dat kan eerst onder de kleinste onderverdeling. Zogenaamde 'geheime systematieken' zijn voorts uit den boze. [340] [341]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1984 | | pagina 15