daarom voor de hand; zelfs een combinatie met een nieuw gemeentearchief werd over
wogen. Dat we ons thans aan de Kleine Houtweg bevinden en niet in Schalkwijk komt
door de gelukkige omstandigheid, dat er voor het gewestelijk arbeidsbureau in 1970 een
nieuwe huisvesting werd gevraagd. Dit arbeidsbureau was gevestigd in het voorgebouw
van dit complex, een voormalig weeshuis dat over een groot onbebouwd achterterrein
beschikte.
Mijn toenmalige collega in Haarlem zag mogelijkheden tot ontsluiting van het achter
terrein via de inrit van het hiernaast gelegen bedrijf Donnelley-Vierhand en ziedaar de
mogelijkheden voor een (ten dele) nieuw rijksarchief in Haarlem.
Weliswaar was de beschikbaarheid van het voorgebouw niet op korte termijn te ver
wachten, maar de bouw van een depot met publieksruimte als eerste fase en de verbou
wing van het voorgebouw tot administratiegebouw leek een goede optie.
Besloten werd in 1971 het project op deze wijze aan te pakken. In dat jaar is de opzet
van het gebouw zoals U dat thans aantreft vastgelegd. Het duurde echter tot 1975 tot de
zaak in principe rond was en aan de heer Kloos een opdracht voor het maken van een
voorlopig ontwerp kon worden gegeven.
Toch waren daarmee niet alle moeilijkheden opgelost. Dat de toegankelijkheid via het
terrein van de buren moest worden geregeld noemde ik al. Het Haarlemse bestem
mingsplan bood aanvankelijk niet de mogelijkheid tot zo'n volumineuze bebouwing
van het achterterrein.
Omdat het werk voorzag in twee ondergrondse archiefverdiepingen vreesden omwo
nenden voor schade aan hun panden, hetgeen ons noopte tot uitgebreide voor
zorgsmaatregelen. Tenslotte noem ik U nog de fasering van het plan in de uitvoering,
die echter geen scheiding van depot en administratie mocht veroorzaken. Ten aanzien
van de geschetste problemen kan ik zeggen dat ze niettemin met glans zijn overwonnen
dank zij de medewerking van alle betrokkenen, waaronder ik ook de buurt en
Donnelley-Vierhand reken.
Zo zijn we er in geslaagd om na veelvuldig overleg en in grote samenwerking een nieuwe
huisvesting voor het rijksarchief in Noord-Holland tot stand te brengen. Daarom over
heerst vanmiddag de dankbaarheid. Dank aan de Gemeente Haarlem, die ons in staat
stelde het achterterrein te bebouwen door medewerking te verlenen aan de procedure
die nodig is om te bouwen in afwijking van een bestemmingsplan. Natuurlijk ook dank
aan architect J. P. Kloos, die in onze opdracht met grote inzet en in samenwerking met
het bureau van zijn vriend Groosman het project realiseerde.
Tenslotte moet ik ook de goede samenwerking noemen met de meest betrokkenen, de
rijksarchivaris in Noord-Holland en de medewerkers van de verschillende afdelingen
van het ministerie in Rijswijk.
Mijnheer de minister; het is een goed gebruik dat mijn dienst, die verantwoordelijk is
voor de huisvesting van de Rijksoverheid, een gereedgekomen project in gebruik over
draagt aan de minister onder wiens zorg de gehuisveste instelling valt. Dat wil ik ook
graag vandaag niet nalaten. Ons werk is ten einde, onze taak is thans voltooid; U kunt
er verzekerd van zijn dat wij met veel plezier ons werk aan dit project hebben verricht.
Ik hoop dat ook de medewerkers van het archief in Noord-Holland in dit gebouw met
plezier hun werk kunnen doen tot in lengte van dagen.
[336]
Hiermede draag ik, mijnheer de minister, dit nieuwe gebouw gaarne in materieel beheer
aan U over.
Openingstoespraak van minister mr. drs. L. C. Brinkman2
Mijnheer de Commissaris van de Koningin, mijnheer de loco-burgemeester van Haar
lem, mijnheer de rijksarchivaris, dames en heren,
Artikel 12 van de Archiefwet 1962 schrijft voor, dat in de hoofdplaats van elke provin
cie een rijksarchiefbewaarplaats gevestigd dient te zijn. Formeel werd aan dit voor
schrift in Haarlem voldaan, in materieel opzicht echter niet. De nu voor goed verlaten
huisvesting aan de Ceciliasteeg voldeed immers al lang niet meer aan de eisen, waaraan
een archiefgebouw volgens de huidige inzichten moet voldoen. Het was ondoelmatig,
brandgevaarlijk en te klein voor archieven, personeel en onderzoekers.
De officiële opening vandaag van dit, deels gerestaureerde, deels nieuw gebouwde ar
chiefcomplex is niet alleen een mijlpaal voor het Noordhollandse rijksarchief, dat thans
zijn archieven goed weet geborgen, en een prettig en ruim onderdak biedt voor perso
neel en bezoekers, maar ook voor de rijksarchiefdienst als zodanig.
In de afgelopen jaren is een aanzienlijk bouwprogramma ten behoeve van deze dienst
met succes uitgevoerd. De knelpunten in de huisvesting, die de Archiefraad in 1970 in
zijn vermaarde advies nr. 15 moest constateren, behoren nu voor het overgrote deel tot
het verleden. Aan de oplossing van de nog resterende huisvestingsproblemen wordt ge
werkt.
Dames en Heren, de ingebruikstelling van dit gebouw valt in een periode, dat de Rege
ring zich helaas genoodzaakt ziet tamelijk ingrijpende maatregelen te nemen om de hui
dige economische problemen het hoofd te bieden.
Zoals u wellicht bekend is, heeft zij moeten besluiten om met ingang van het begro
tingsjaar 1983 tot en met 1986 de personeelsformaties van de departementen, van de
rijksdiensten en -instellingen met 2% per jaar te reduceren.
Deze personeelsreductie past in ons noodzakelijke ombuigingsbeleid, dat o.a. gericht is
op het afstoten van rijkstaken, het minder intensief uitvoeren daarvan, het vereenvou
digen van regelgeving en het meer toepassen van het zogenaamde profijtbeginsel.
Op mijn departement worden inmiddels voorstellen uitgewerkt, die de regeringsmaatre
gel ten aanzien van de personeelsreductie moeten realiseren. Daarbij zullen aan min of
meer drastische beslissingen ook voor de rijksarchiefdienst niet ontkomen kunnen wor
den. Toch streef ik er naar dat, ondanks deze maatregelen, de essentiële en wettelijke
taken van de dienst overeind kunnen worden gehouden. In het eind juli jl. gepubliceer
de Voorlopige standpunt archiefbeleid doe ik, uiteraard in het besef van de problemen
van deze tijd, een klemmend beroep op alle bij het archiefbeleid betrokken overheden
om de schaarste aan middelen niet tot norm te verheffen om daardoor de voor het ar
chiefwezen noodzakelijke ontwikkelingen niet ter hand te nemen.
Ook ik acht mij hieraan gebonden. Mede tegen deze achtergrond heb ik daarom eerder
besloten het budget voor culturele zaken bij de bezuiniging zo veel mogelijk te ontzien.
Het is niet zo, Dames en Heren, dat, waar in dit voormalige weeshuis eens kinderstem-
2 Dit is de kern van 's ministers betoog, ai sprekende voegde hij het een en ander eraan toe.
[337]