een inventaris die eind 19de eeuw gemaakt was door generaal Fabius. De dozen en ban
den waren gemerkt met een hoofdletter, een romeins cijfer en een gewoon cijfer. Het
kostte geruime tijd om er uit wijs te worden. Daarna bleek de inventaris zeer goed
bruikbaar, voor ingewijden dan.
Enkele jaren later bracht ik enige weken door in het archief van de gemeente Huizen.
Dit was ondergebracht op de zeer ruime zolder van het toenmalige raadhuis, een lang
gerekt vrij oud gebouw, in de vorm van een grote boerderij. Alle werkruimten lagen be
neden, zoals men oudtijds in het Gooi uitsluitend gelijkvloers woonde. In het archief
op de bovenverdieping bevonden zich onder meer tientallen dozen met 'speetbriefjes'.
Speten is het aan stokjes rijgen van haringen die bestemd zijn voor de 'hangen', de ro
kerijen. Ze werden uitgeschreven ingevolge de wet van 1889 op de arbeid van jeugdige
personen en vrouwen. Speten was werk dat vrouwen verrichtten na het binnenkomen
van de vissersschepen op vrijdagavond. Het werd dus nachtarbeid; voor elk van de
vrouwen moest een briefje worden uitgeschreven. Men had ze over tientallen jaren be
waard. In de ruime archiefkelder van het huidige raadhuis zal men ze niet meer vinden.
Het archief is geschoond en voortreffelijk geordend.
In het najaar van 1945 vond ik tussen de balken van het torentje op het oude raadhuis
van Hilversum een stapel archivalia. Dit bleek te zijn het koptiende-archief van Gooi
land. Het was uit de notarissenfamilie Perk te Hilversum afkomstig en in het bezit ge
komen van de toenmalige Stichting Museum voor het Gooi en Omstreken. De beheer
der van het museum had geen belangstelling voor dit echt belangrijke archief en het
daarom naar een brandgevaarlijke en niet geheel van lekkage vrije plek verbannen. Ik
heb het thuis gehad, geïnventariseerd en naar veiliger oorden doen overbrengen. Dit
was het rijksarchief te Haarlem, waar het nu nog berust.
Een collectie als het koptiende-archief zou in een streekarchief thuis horen. Helaas
bestaat dit in het Gooi (nog) niet, hoewel er al meer dan tien jaar over gepraat en be
raadslaagd is. Men schijnt er de benodigde gelden niet voor te kunnen vinden. Vergelijk
echter realiseringen als die in de Krimpenerwaard en in de Lopikerwaard, waar men
met geringe draagkracht van de gemeenten wèl slaagde. Samenwerking is in het Gooi
verre van eenvoudig. Toch moet de 'decentralisatie' ook daar doorgezet worden.
Ik ken het rijksarchief te Haarlem aan de Ceciliasteeg uit de jaren dertig. Men zag toen
een enkeling in de leeszaal, en een paar bezoekers in de raamnissen van een der archief
ruimten. De dienstdoende archiefbeambte had volop tijd om een praatje te maken. Een
groot deel van de ochtend kon voorbijgaan in genoeglijk gesprek. Vergelijk hiermee de
drukte die er de laatste jaren was. Een menigte bezoekers, vaak in de rij wachtend op
het vrijkomen van een plaatsje. Van spraakzame archiefbeambten was geen kwestie
meer. De verhuizing naar het huidige ruime pand is al vele jaren een wens van iedereen
geweest. De bezoeker kan nu op de nodige (aangename) ruimte rekenen en vindt de ac
commodatie die hij behoeft.
Het aantal gebruikers van archieven is enorm toegenomen. Dit betreft niet alleen
amateur-genealogen, maar ook wetenschappers. De historici snijden de laatste decen
nia onderwerpen aan die vroeger aan de aandacht ontsnapten. Ik wil hierbij wijzen op
hetgeen in de grote samenvattende handboeken behandeld wordt. Men vergelijke de
'Geschiedenis van het Nederlandsche Volk' van Blok, die op het einde van de 19de
eeuw in 8 delen begon te verschijnen, met de 'Algemene Geschiedenis der Nederlanden'
uit de jaren vijftig van deze eeuw, en dit 12-delige werk met de totaal herschreven AGN
die in 15 delen recent verscheen. In dit standaardwerk is bijv. typerend de inleiding en
opzet van de delen die de 15de tot 18de eeuw behandelen, naar de opzet die de Wage-
ningse hoogleraar Van der Woude maakte. Wie nader wil zien, welke schatten aan ge
gevens archieven de moderne historicus bieden, neme diens in drie delen verschenen
werk over het Noorderkwartier van Holland ter hand.
Het nu officieel in gebruik genomen rijksarchief te Haarlem biedt de gebruikers de ge
wenste accommodatie, de staf gelegenheid de bezoekers optimaal van dienst te zijn. Ik
wens de heer Otten als rijksarchivaris en zijn medewerkers veel genoegen en voldoening
bij het werk in de njeuwe behuizing.
Toespraak van ir. F. C. Faber
Mijnheer de Minister, geachte aanwezigen, bij een gelegenheid als deze is voor de Rijks
gebouwendienst de verleiding groot om zich, naar de geest van de tijd, te scharen in het
koor van diegenen die een klaagzang aanheffen omdat zij door het kabinet worden ge
kort in de financiële middelen die nodig zijn om hun taak naar behoren te kunnen ver
vullen. Want ook de Rijksgebouwendienst zal in de komende jaren met aanmerkelijk
kleinere budgetten moeten trachten de taak die bestaat uit het huisvesten van de depar
tementen en de diverse organen van de staat, uit te voeren.
En daar waar de financiering aan lopende werken, aangevangen in een tijd waarin nog
van alles mogelijk was, het overgrote deel van de begroting van onze dienst vergt, zal er
maar weinig geld beschikbaar zijn om in de komende tijd nieuwe werken aan te vangen.
En dat geldt helaas ook voor Uw departement, mijnheer de minister, hoezeer ons dat
aan het hart gaat, omdat wij juist in de sector van Monumenten, Musea en Archieven
in de afgelopen jaren veel hebben mogen doen.
Toch lijkt het mij passender vanmiddag meer de nadruk te leggen op de voldoening en
de dankbaarheid die wij hebben voor het feit, dat wij ook dit rijksarchief mochten ma
ken. Al heeft dit werk dan wel een lange adem gehad.
Ik moet U voor de start ervan meenemen naar het jaar 1961, waarin de staatssecretaris
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de minister van Volkshuisvesting en
Bouwnijverheid een programma van eisen voor de uitbreiding c.q. stichting van een ar
chiefgebouw in Noord-Holland aanbood. Omdat uitbreiding van het archief aan de Ce
ciliasteeg hoek Jansstraat door de bepalingen van de gewijzigde archiefwet uitgesloten
werd geacht, is in eerste instantie gezocht naar een terrein waarop een volledige nieuw
bouw kon worden gerealiseerd. Op grond van de bijzondere eisen die aan een depotge
bouw worden gesteld op het gebied van klimatisering en beveiliging tegen brand en in
braak lag deze conclusie voor de hand. Maar dit type utiliteitsgebouwen, die zich als
een gesloten doos presenteren, zijn nu niet direct objecten die gemakkelijk in een bin
nenstad zijn in te passen. Toch heeft een rijksarchief (en dat is méér dan alleen een de
potgebouw) een functie, die meebrengt dat het toegankelijk, bereikbaar en herkenbaar
moet zijn voor het publiek. Een binnenstadsfunctie eigenlijk. U zult begrijpen dat een
terrein waarop dit gebouw kon worden gerealiseerd in de binnenstand van Haarlem
moeilijk of niet was te vinden. Een alternatieve oplossing (in de wijk Schalkwijk) lag
[335]
[334]