BIJLAGE Resolutie van de staatssecretaris van financiën d.d. 26 augustus 1981, nr. 581-11707, inzake het archiveren op microfilm 1. In artikel 54 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen alsmede in artikel 6, derde lid, van het Wetboek van Koophandel, wordt aan de in dat artikel bedoelde personen een bewaarplicht opgelegd voor tien jaren, voor zover het betreft boeken en andere bescheiden die betrekking hebben op hun bedrijf of zelfstandig uitgeoefende beroep. In een aantal gevallen wordt de na leving van deze bepaling, in verband met het daaruit voortvloeiende beslag op archiefruimte, als bezwaarlijk ervaren. 2. Mede door de technische ontwikkelingen op het gebied van de micrografie en de prijsontwik keling van de daarvoor benodigde apparatuur, wordt het uit een oogpunt van doelmatig be drijfsbeheer steeds aantrekkelijker gebruik te maken van de op dat terrein bestaande mogelijkheden. In verband daarmede wordt van de zijde van het bedrijfsleven aangedrongen op het treffen van een regeling welke het mogelijk maakt binnen de termijn van tien jaren tot vernietiging van bescheiden over te gaan, nadat deze op microfilm zijn vastgelegd. 3. Bij de beoordeling van de vraag of archivering op microfilm, met de daarmee gepaard gaande vernietiging van de op microfilm vastgelegde bescheiden, wat betreft de belastingheffing aan vaardbaar is, dient te worden uitgegaan van de in het algemeen te stellen eis dat de gegevens betrouwbaar, volledige en duidelijk op microfilm worden vastgelegd en dat raadpleging van de microfilm geen grotere moeilijkheden met zich mee mag brengen dan bij het raadplegen van de originele bescheiden het geval is. Indien aan deze voorwaarden - welke hieronder nader zijn uitgewerkt - wordt voldaan, acht ik in beginsel geen overwegende bezwaren aanwezig tegen het vervangen van boeken en beschei den door microfilms na twee jaar. Zulks geldt mede indien de overbrenging op microfilm plaatsvindt door tussenkomst van een servicebureau. 4. In verband met het voorgaande ben ik voornemens de totstandkoming te bevorderen van een wettelijke voorziening welke, onder nader te stellen voorwaarden, afwijking van artikel 54 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen mogelijk maakt. In afwachting van de totstandkoming van een wettelijke voorziening heb ik, ter tegemoet koming aan de in de praktijk bestaande bezwaren tegen het onverkort handhaven van het be paalde in voormeld artikel 54 ten aanzien van stukken welke op microfilm zijn overgebracht, aanleiding gevonden wat betreft de belastingheffing de volgende regeling te treffen. Voor zo ver mogelijk vindt deze regeling overeenkomstige toepassing voor wat betreft de invoerrechten en accijnzen. 5. De inspecteur der directe belastingen dan wel der vennootschapsbelasting, in wiens ambtsge bied de belanghebbende woont of gevestigd is, kan op grond van een daartoe strekkend ver zoek van belanghebbende, nadat hij daaromtrent met zijn ambtgenoten van de invoerrechten en accijnzen en van de omzetbelasting overleg heeft gepleegd en nadat hij te dier zake advies heeft ingewonnen van de Rijksaccountantsdienst tot nader order en onder nader te stellen voorwaarden, volgens het hierbijgaande model goedkeuren dat de originele, op een bedrijf of beroep betrekking hebbende boeken en andere bescheiden, nadat zij op microfilm zijn overge bracht, niet gedurende tien jaren maar slechts gedurende twee jaren worden bewaard. In zijn verzoek dient belanghebbende nauwkeurig aan te geven welke originele boeken en andere be scheiden hij wenst te vernietigen. Indien vorenbedoelde inspecteur meent te moeten afwijken van het terzake door de Rijksaccountantsdienst uitgebrachte advies, pleegt hij daarover over leg met de ambtenaar door wie het advies is uitgebracht. Indien de inspecteur der directe [308] belastingen dan wel der vennootschapsbelasting met zijn ambtgenoten van de invoerrechten en accijnzen en van de omzetbelasting niet tot een eensluidend oordeel kan komen over een voorliggend verzoek, dient het verzoek te worden voorgelegd aan het Ministerie (Directie Al gemene Fiscale Zaken). In geval een verzoek tot toestemming om binnen een termijn van tien jaren tot vernietiging van op microfilm overgebrachte boeken en bescheiden te mogen over gaan wordt gericht aan de inspecteur der invoerrechten en accijnzen, dan wel van de omzetbe lasting, draagt deze, na daaromtrent overleg te hebben gepleegd met zijn ambtgenoot der di recte belastingen of vennootschapsbelasting, het verzoek aan deze ter beslissing over. Alvorens de inspecteur de gevraagde goedkeuring verleent, dient de belanghebbende hem (het ontwerp van) een voor diens personeel bestemde schriftelijke instructie te overleggen, waaruit naar het oordeel van de inspecteur voldoende blijkt van waarborgen voor de voldoening aan de eerdervermelde eisen inzake betrouwbaarheid en raadplegingsmogelijkheden. In geval van een latere wijziging in die instructie dient de belanghebbende een afschrift van de gewijzigde tekst aan de inspecteur te overleggen. De instructie dient voorschriften te bevatten omtrent het volgende: 1° de microverfilmingsprocedure; 2° de bewaring van de microfilm; 3° een regeling inzake de vernietiging van de gemicrofilmde bescheiden. Ad 1" De microverfilmingsprocedure. a. Er dienen voor het met microverfilming belaste personeel voorschriften te zijn welke behelzen dat alle voor microverfilming bestemde bescheiden ook werkelijk op micro film worden overgebracht en dat de microverfilming op zodanige ordelijke wijze gebeurt, dat de controle ten dienste van de belastingheffing niet moeilijker wordt dan wanneer de originele bescheiden nog aanwezig zouden zijn. b. Tevens dienen er voor het onder a. bedoelde personeel voorschriften te zijn met betrekking tot het juiste gebruik van de apparatuur, alsmede ten aanzien van de controle op volledigheid en goede kwaliteit (met name duidelijkheid) van de filmbeelden. c. Van de uitvoering van de onder a en b genoemde werkzaamheden dient te blij ken uit een door de ter zake verantwoordelijke functionaris op te maken en te ondertekenen verslag. Ad 2° De bewaring van de microfilm. a. De microfilms moeten doelmatig worden opgeborgen en er moeten voldoende waarborgen zijn voor beveiliging tegen brand (brandvrije, althans brandvertragende kast) en andere calamiteiten. b. Om waarborgen te hebben voor de volledigheid van het microfilmarchief dienen voorschriften gegeven te worden met betrekking tot het afgeven en terugontvangen van micro films. Deze voorschriften dienen te behelzen wie bevoegd is tot het opvragen van microfilms en het eventueel aanmaken van kopieën, alsmede wie bevoegd is tot het afgeven van micro films. Ad 3° De regeling inzake de vernietiging van de gemicrofilmde bescheiden a. Vernietiging van gemicrofilmde bescheiden dient niet eerder plaats te vinden dan op het tijdstip waarop alle aan de verwerking van die bescheiden verbonden administratieve handelingen zijn verricht en alle op de bescheiden te stellen aantekeningen (bijvoorbeeld bij gebruikmaking van een blokstempel) zijn geplaatst. b. Alvorens tot vernietiging wordt overgegaan, moet de verantwoordelijke functio naris zich ervan kunnen vergewissen dat alle in het onder 1 letter c.bedoelde verslag voor de microverfilming benodigde werkzaamheden naar behoren zijn verricht. [309]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 47