1964 Stb. 452) gemaakte reprodukties van registers van de burgerlijke stand onderschei denlijk de ten hypotheekkantore gehouden registers, althans voor zover het om foto grafische reprodukties gaat.9 Ook behoren tot deze categorie van 'vervangende archief bescheiden' de reprodukties van op een vernietigingslijst voorkomende stukken, opge maakt ingevolge art. 3, tweede lid, van het Archiefbesluit, althans voor zover het om fotografische reprodukties gaat.10 Reprodukties van archiefbescheiden die niet op een vernietigingslijst staan, zijn dus geen archiefbescheiden in de zin van de Archiefwet 1962. Zoals in het begin is opge merkt heeft echter de moderne overheidsadministratie behoefte aan een regeling, ter besparing van ruimte, tot vernietiging van originele archiefbescheiden na verfilming, ook wanneer de originelen niet voor vernietiging in aanmerking komen. De commissie 'nota archiefbeleid' schrijft 'dat het Archiefbesluit geen (formele) hin derpaal op de weg der administratieve vernieuwing behoort te zijn'.11 Ook de minister van WVC meent 'dat de archiefwetgeving, meer dan nu het geval is, moet openstaan voor die nieuwe technische mogelijkheden, met name door de erkenning van de moge lijkheid tot vervanging van bestaande archiefbescheiden door andere informatiedra gers'.11'1 Er lijkt een weg om, binnen de grenzen van de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit, archiefbescheiden door reprodukties te vervangen, ook wanneer de originelen niet op een vernietigingslijst staan. Zoals hiervoor is uiteengezet, stelt het bewijsrecht de be- 8 Zie de circulaire van de minister van CRM van 10 januari 1975, gepubliceerd in: Officiële Be kendmakingen (1975) nr. 35783, rubriek XVIII.2; ook in: Ned. Arch. BI. 79 (1975) 401 en in F. J. Duparc-F. Hinrichs, De Archiefwet 1962... (Alphen aan den Rijn 1963 en volgende ja ren) 14. Om tot archiefbescheiden in de zin van de Archiefwet 1962 te kunnen worden gerekend moe ten dergelijke moderne media uiteraard voldoen aan de voor archiefbescheiden geldende om schrijving: bescheiden door de overheidsorganen ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd daaronder te berusten. Een deel van de bij geautomatiseerde informatieverwerking gebruikte media is niet naar zijn aard bestemd om onder het betreffende overheidsorgaan te berusten en kan dus niet als archiefbescheiden in de zin van de Archiefwet 1962 worden aan gemerkt. Dat betekent dat het wissen (of vervangen) van machine-leesbare informatie niet on der alle omstandigheden valt te beschouwen als vernietiging van archiefbescheiden waarop de regels van de Archiefwet 1962 en het Archiefbesluit van toepassing zouden zijn. 9 Duparc-Hinrichs, 12-13. Terecht heeft de commissie 'technische herziening Archiefwet 1962' voorgesteld het woord 'fotografische' te schrappen. Het is jammer dat deze 'zeer eenvoudige wetswijziging' (aldus staatssecretaris Scholten bij de behandeling van het ontwerp van de ar chiefwet) op de lange baan is geschoven door de beslissing de technische herziening van de wet op te schorten tot een principiële herziening. 10 Duparc-Hinrichs, II.l.c.8 (bewerkt door Ketelaar) merken op 'De administratie is dus vrij te bepalen, welke technische methode in aanmerking komt en wat zij onder reprodukties wenst te verstaan'Dat is juist, maar art. 1eerste lid, van de Archiefwet 1962 rekent alleen de foto grafische reprodukties tot archiefbescheiden! Zie de voorgaande noot. 11 Discussienota archiefbeleid, 32. lla Voorlopig standpunt van de minister van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur met betrek king tot de Discussienota Archiefbeleid (Rijswijk 1983) 13. wijskracht van het afschrift van een authentieke akte die volgens wettelijk voorschrift bewaard moet worden gelijk aan die van de oorspronkelijk akte, indien het afschrift is afgegeven door een daartoe bevoegde ambtenaar. Voorts laat het bewijsrecht de mate riële vorm van het afschrift vrij. Een in de vorm van een fotokopie of microfilm door een daartoe bevoegde ambtenaar opgemaakt afschrift van een authentieke akte die vol gens wettelijk voorschrift bewaard moeten worden, levert dus hetzelfde bewijs op als de oorspronkelijke akte. Deze oorspronkelijke akte kan, nadat het afschrift is opgemaakt, vernietigd worden met toepassing van de regels van art. 3, vierde lid, van het Archief besluit (incidentele vernietiging). Hoe moet een afschrift in de vorm van een microfilm worden opgemaakt? Zoals ge zegd, de wet geeft daarover geen uitsluitsel.12 Het lijkt mij echter gewenst indien daar voor regels zouden worden geformuleerd. Voor afschriften van authentieke akten die volgens wettelijk voorschrift bewaard moeten worden, afgegeven door een daartoe be voegde ambtenaar (art. 185a, tweede lid), is dit minder noodzakelijk dan voor afschrif ten van overige akten. Op deze laatste hebben betrekking de hiervoor uit de memorie van antwoord geciteerde woorden 'Wanneer het origineel niet meer aanwezig is zal de rechter, bij gemotiveerde betwisting van de gestelde overeenstemming met het origi neel, dan meestal slechts aan in het gegeven geval gebleken feiten en omstandigheden gelegen buiten die kopie of reproduktie zelf, eventueel een rechterlijk vermoeden van echtheid kunnen ontlenen'. Tot die 'feiten en omstandigheden gelegen buiten die kopie of reproduktie zelf' behoort mijns inziens een zorgvuldig geregelde en in een concreet geval gevolgde (en goed gedocumenteerde) procedure voor microverfilming (of andere wijze van reproduktie) van de originelen. Zulke procedurevoorschriften bestaan in het buitenland13, o.m. in Zwitserland en Ca nada. Art. 962 van het Zwitserse burgerlijk wetboek verplicht tot het bewaren van de verlies- en winstrekening en de balans in origineel gedurende tien jaren. De overige comptabele bescheiden en de correspondentie moeten ook tien jaar lang bewaard blij ven, maar daarvoor kan een machine-leesbare vorm worden gekozen (sous forme d'en- registrement sur des supports de données ou d'images), mits de reprodukties overeen komen met de originelen en te allen tijde leesbaar kunnen worden gemaakt. Een ordon nantie van 2 juni 1976 schrijft voor aan welke voorwaarden zulk een machine-leesbare vastlegging van documenten moet voldoen. Er moet o.m. een werkinstructie bestaan, waarin in het bijzonder de organisatie, de verdeling van bevoegdheden en de technische voorschriften voor de reproduktie staat (dit is uitgewerkt in gedetailleerde richtlijnen).14 De documenten moeten worden gereproduceerd op systematische wijze 12 Afgezien van de bepaling van art. 8, tweede lid, van de Archiefwet 1962 en bijzondere bepa lingen als bijvoorbeeld art. 28 van boek 1 BW inzake afschriften van akten van de burgerlijke stand. 13 G. Weill, La valeur probante des microformes: une étude RAMP (Paris 1981) (Engelse titel: The admissibility of microforms as evidence: a RAMP study). Gratis verkrijgbaar bij Unesco, PG1, place de Fontenoy 7, Paris. 14 Evenals de ordonnantie afgedrukt bij Weill (noot 13), bijlagen 2 en 3. [305]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 45