Java- <antoren Het octrooi van 1922 was oorspronkelijk bedoeld voor een periode van 15 jaar. Na 1937 werd echter diverse malen besloten tot een verlenging van de looptijd, telkens met 5 jaar. Behoudens kleine tussentijdse wijzigingen waren de bepalingen uit 1922 ten tijde van de nationalisatie in 1951 nog steeds van kracht. Deze bepalingen, in combinatie met de in de praktijk door DJB gevolgde koers leveren het volgende beeld op inzake de voornaamste werkterreinen van de Bank over de periode ca. 1920-1950: de uitgifte van bankbiljetten, het overmaken van gelden en het aanhouden van rekening-courant tegoeden van particulieren en van het Gouvernement, een en an der binnen de grote randvoorwaarde: het op peil houden van de koopkracht van de Indische gulden; de buitenlandse wisselhandel en de handel in edele metalen en in buitenlandse valu ta, ten einde de stabiliteit van de wisselkoers te bevorderen; de binnenlandse kredietverlening, het discontobedrijf en belening van effecten, goe deren, etc., en van de daarop betrekking hebbende documenten. De kredieten van DJB droegen bijna altijd een kort karakter. Ze werden verstrekt aan middelgrote (Chinese) en aan grote bedrijven. DJB miste de bevoegdheid om rechtstreeks in ondernemingen deel te nemen. Ook het verlenen van blanco kredieten en het kopen en verkopen van eigen aandelen was haar bij octrooi verboden. Ten behoeve van het Gouvernement werden kosteloos een aantal werkzaamheden ver richt: het beheren van de Landskassen (de ontvang- en betaalkantoren van het Gouverne ment) en het waarnemen van de functie van Landskassier; het overmaken van gelden; het optreden als kassier voor bepaalde (semi) overheidsinstellingen; het verlenen van medewerking bij de uitgifte van schatkistpapier en muntbiljetten van het Gouvernement. De Javasche Bank kan, samenvattende, misschien nog het best worden getypeerd als een particuliere bank, die a krachtens een periodiek door het Gouvernement verlengd octrooi de uitsluitende be voegdheid bezat om als circulatiebank op te treden; b daarnaast ook duidelijk commerciële activiteiten ontplooide, door rechtstreeks kre diet te verlenen aan het bedrijfsleven binnen zekere, door het octrooi aangegeven, grenzen; c last but not least, een aantal typisch centrale öa«A:-functies tot de hare rekende, zo als het bewaken van de interne en de externe waarde van de Indische gulden. Voorts werden ook steeds meer werkzaamheden voor het Gouvernement verricht. In december 1951 kwam het gehele aandelenkapitaal van DJB in nanden van de onaf hankelijke Republik Indonesia. Op 1 juli 1953 werd het eerste octrooi van kracht voor de Bank Indonesia; alle rechten, bevoegdheden, schulden en bezittingen van DJB gin gen toen aan haar over. [282] Afb. 5 Java-kantoren. [283]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 34