SOMMAIRE
L'an 1806 Louis Bonaparte fut nommé Roi d'Hollande. Par conséquent l'administra-
tion des Pays Bas au niveau central fut réorganisé. Afin d'augmenter le pouvoir du
gouvernement central au détriment de celui des administrations des départements et des
communes une réorganisation fut également introduite a ces niveaux-la. D'ailleurs une
réorganisation de toute l'administration publique était nécessaire étant donné la condi
tion déplorable du trésor public.
La loi concernant l'administration des départements du 13 avril 1807 stipulait que dans
les départements le 'landdrost' était responsable de l'exécution des ordres du gouverne
ment central ainsi que de la bonne marche des affaires dans son département. Quelques
aspects de sa tache furent mentionnés expressément dans les articles 15-17 du 'Règle-
ment portant sur l'administration des départements' du 29 avril 1807 qui était une ex
tension de la loi. Entre autres il s'agissait de l'hygiène, l'entretien des rues, digues et
ponts et la liberté de religion et de conscience pour tous.
Le 'landdrost' était chargé de plusieurs taches en collaboration avec des 'assesseurs'
dont il y avait six dans la plupart des départements (Drenthe en avait quatre). Ces ta
ches étaient en grande partie de caractère financier comme la perception des impöts et
les achats au profit du département.
Le 'landdrost' et ses 'asseseurs étaient investis du pouvoir de régler les conflits entre les
communes. En plus ils constituaient le tribunal de première instance en matière fiscale.
Les départements furent divisés en quartiers. Dans les quartiers des 'drosts' avaient des
taches semblables a celles du 'landdrost' mais limités a ses quartiers.
De même les bureaux des dix départements devaient être réorganisés. A Haarlem il fal-
lait installer des bureaux nouveaux. Quelques des meilleurs fonctionnaires de l'ancien
département de la Hollande a La Haye furent envoyés a Haarlem.
Le ministre de l'Intérieur avait insisté que les bureaux des départements devaient être
subdivisés en 'police et justice' et 'finances'. De tous les bureaux celui de Maasland
était le plus coüteux et celui de Drenthe le moins.
Plusieurs personnes telles que Gogel et Röell s'étaient plaint que les administrations des
départements ne prissent pas a coeur les intéréts du gouvernement central et que ces ad
ministrations étaient plus coüteuses qu'autrefois. Ainsi on pourrait arriver a la conclu
sion que la réorganisation de l'administration des départements restait en depa des
espoirs initiaux.
Het archief van De Javasche Bank: 125 jaar bedrijfs-, monetaire
en algemeen economische geschiedenis van Nederlands-Indië
Inleiding
De Javasche Bank (hierna: DJB), de circulatiebank en tevens één van de grootste com
merciële banken in het voormalige Nederlands-Indië, heeft gedurende haar lange
bestaan van 1828 tot 1953 een zeer grote invloed uitgeoefend op de koloniale Indi
sche economie.
Na een moeizame beginperiode, toen de Indische regering (het Gouvernement) onder
het Cultuurstelsel een monopoliepositie voor de belangrijkste tropische exportproduk-
ten verwierf, groeide DJB spoedig uit tot een monetaire autoriteit, die nauwelijks nog
uit de Nederlands-Indische samenleving viel weg te denken. Zowel in formele als ook in
informele zin genoot de Bank een groot gezag. In formele zin: krachtens de aan haar bij
de diverse octrooien toegekende, steeds uitgebreidere bevoegdheden. In informele zin:
krachtens de vele zwaargewicht-presidenten, die de Bank hebben geleid.1
DJB heeft een archief nagelaten van maar liefst 800 strekkende meter. Een potentiële
schatkamer voor een ieder die geïnteresseerd is in de bedrijfs- resp. de monetaire en de
algemeen economische geschiedenis van Nederlands voormalige kolonie.
De toegankelijkheid van deze papieren erfenis was echter, onder meer vanwege talrijke
interne verhuispartijen, die zich alleen al gedurende de laatste decennia in de kantoren
van de expansief groeiende Bank Indonesia (de opvolgster van DJB en de huidige be
heerster van het archief) hebben voorgedaan, minimaal te noemen. Het verwijderen
van dikke lagen stof, het weer opnieuw beschrijven van de archiefstukken alsmede het
kritisch selecteren van de papierbrij waren evenzovele werkzaamheden, die dringend
vooraf moesten gaan aan welke vorm van nader onderzoek dan ook. Dankzij een fi
nanciële injectie van het Bureau Indonesische Studiën, het uitvoerend orgaan van het
Kultureel Akkoord tussen Nederland en de Republiek Indonesia, alsmede dankzij de
medewerking van mijn toenmalige werkgever, het Koninklijk Instituut voor de Tropen
in Amsterdam en, zeker niet in de laatste plaats, van de Bank Indonesia, kon in 1981
daadwerkelijk worden overgegaan tot het weer toegankelijk maken van het archief.
Dit artikel is gebaseerd op de ervaringen die werden opgedaan in het kader van het hier
boven summier aangeduide project, voluit geheten: 'ordenen, inventariseren en evalu-
1 Vooral N. P. van den Berg (bankpresident van 1873-1889) en G. Vissering (1906-1912) staken
qua persoonlijkheid en qua vakmanschap met kop en schouders uit boven de meeste van hun
tijdgenoten. Beiden hebben overigens na hun dienstperiode bij DJB nog een aantal jaren aan
het hoofd van De Nederlandsche Bank NV gestaan.
[275]
[274]