het tweede kwertier.33 Na bijna een half jaar gekissebis over deze functie werd op 8 sep tember J. Bezier tot drost van het vierde kwartier benoemd.34 De administratie Aan het hoofd van de administratie stond de secretaris-generaal. Deze maakte ook deel uit van het departementaal bestuur. Hetgeen onder andere betekende, dat hij door de koning benoemd werd. In Maasland werd deze functie bekleed door S. P. van Swin- den, die dat ook bij het departementaal bestuur van Holland had gedaan.35 In de meeste gevallen konden de departementale besturen terugvallen op de bestaande administraties van hun voorgangers, totdat de minister van binnenlandse zaken een besluit zou hebben genomen over de nieuwe vorm van de administraties in de departe menten. In Haarlem echter moest een nieuwe administratie gevormd worden. Hiertoe zou een aantal mensen van het administratieve personeel van het vroegere departement Holland naar Haarlem worden overgeplaatst. Gezien het feit, dat er in Haarlem uit het niets een administratie moest worden opgebouwd en dat er daar ook minder voorzie ningen waren dan in Den Haag, waar ook de centrale regering zetelde, leek het verstan dig de beste ambtenaren naar Haarlem over te plaatsen. Bovendien had een aantal oude ambtenaren verzocht niet overgeplaatst te hoeven worden. Het leek de landdrost van Maasland rechtvaardig die oude ambtenaren 'die het land vooral in zo langduurige en veelvuldige moeielijke afwisselingen van gouvernementen en telkens veranderende vor men van administratie echter getrouw hadden blijven voortdienen, op den avond van hun leven niet in het hard alternatief te brengen om van woonplaats te moeten verande ren of om met hun ambt ook tevens het middel hunner subsistentie te verliezen'.36 Dat nam echter niet weg, dat deze lieden 'van zeer matige talenten' waren en 'hoewel niet onwillig, echter zoodanig gewoon aan eene mechanique traagheid en aan zekere bepaal de tijd en hoeveelheid werk', dat van hen niet die inzet verwacht kon worden, die van wege de reorganisatie noodzakelijk was. Om nog maar niet te spreken over de extra werkzaamheden ten behoeve van het eerste kwartier.37 Daarom vroeg de landdrost aan de minister van binnenlandse zaken of hij alvast een aantal nieuwe mensen mocht aantrekken. Hij dacht daarbij aan iemand, die de eerste commies, die al vijftig jaar in dienst was, zou kunnen assisteren en hem later opvolgen, waarbij dan het pensioen van de oude heer op het salaris van zijn opvolger in mindering zou worden gebracht. Daarnaast wilde hij twee 'élèves-klerken' ieder op een half salaris opleiden in het vak. De landdrost kreeg toestemming om voorlopig zo veel mensen extra in dienst te nemen als hem noodzakelijk leek. Het aantal ambtenaren, dat in dienst van de departementen zou mogen werken en hun bezoldiging zou de minister van binnen landse zaken vaststellen, nadat hij van alle landdrosten de volgens art. 41 van het Regle ment verplichte voorstellen tot reorganisatie van de administratie had ontvangen.38 De Koninklijk decreet, 26 juni 1809. Koninklijk decreet, 8 september 1809. Koninklijk decreet, 8 mei 1807. A.R.A., Binnenlandse Zaken, 569, Verbaal minister van binnenlandse zaken, 9 juni 1807, no. 5. Ibidem. Ibidem. gereorganiseerde administraties moesten in ieder geval uit twee hoofdafdelingen bestaan: 'Politie en Oeconomie' en 'Finantiën'.39 De landdrost van Maasland voldeed op 10 september aan zijn verplichting.40 Hij voeg de aan zijn reorganisatieplan een 'Memorie om te dienen tot inleiding en opheldering van het daar agter gevoegd project van organisatie der verschillende bureaux welke ge- requireerd worden voor den dienst van het Landdrostambt van Maasland' toe. Hierin stelde hij, dat Maasland niet met enig ander departement te vergelijken was, alleen al vanwege het grote aantal gemeenten ca. 300 en het grote aantal inwoners ca. 380.000 Dit waren z.i. redenen om aan de administratie van het departement Maas land extra mankracht toe te wijzen; temeer omdat deze administratie ook nog meer werk te verrichten had, dan die van de andere departementen en de oude en zieke amb tenaren van het vroegere departement Holland bij deze administratie dienden. Hij meende, dat zijn voorstel niet overdreven was, want hij durfde 'met opgeheven hoofde verzekeren, dat de berekening zijner bureaux bij dit project niet gebaseerd is op eene ordinaire arbeidsaamheid en naarstigheid, maar op eene zeer ongewone en voor de aan- geblevene geëmployeerden geheel nieuwe assiduïteit en voortvarendheid, waarin de Zondagen naauwlijks voor rustdagen worden vergund en van welke assiduïteit de land drost zich verplicht houdt het eerste voorbeeld te geven'.41 Het plan van de landdrost werd vrijwel ongewijzigd overgenomen door de minister van binnenlandse zaken, met dit verschil, dat de landdrost onder de 'Divisie van Politie en Oeconomie' ook nog een 'Bureau Huishoudelijke Administratie' had voorgesteld. Dit bureau heeft overigens inderdaad bestaan en wel gedurende de gehele periode, dat dit departementaal bestuur functioneerde.42 Het administratieve apparaat van het departe ment Maasland was het duurste, dat op de begroting van het ministerie van binnenland se zaken stond, getuige de volgende cijfers.43 Maasland 52.100 Utrecht 21.700 Amstelland 37.400 Friesland 20.700 Zeeland 27.000 Overijssel 19.100 Gelderland 25.300 Groningen 19.000 Brabant 24.200 Drenthe 15.250 Zolang de landdrosten binnen deze begroting bleven mochten ze wijzigingen aanbrengen binnen hun administratie. Ze moesten echter ten allen tijde de minister van wijzigingen op de hoogte stellen en de indeling in de bekende twee hoofdafdelingen handhaven. 33 A.R.A., Binnenlandse Zaken, 572, Verbaal minister van binnenlandse zaken, 25 juni 1807, no. 19. 40 A.R.A., Binnenlandse Zaken, 840, Relatieven Secreet Verbaal minister van binnenlandse za ken, 12 september 1807, no. 1. 41 Ibidem. 42 M. van Heuven-Bruggeman, Archieven44-52. 43 Voor organisatie van de administratie van Maasland zie bijlage A.R.A. Binnenlandse Zaken, 592, Verbaal minister van binnenlandse zaken, 24 december 1807, no. 14. 44 Ibidem. [271] 33 34 35 35 37 38 [270]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 28