lijk nooit met de trésorie van Henegouwen te hebben beziggehouden. Dat is thans in ie der geval veranderd. Naar aanleiding van een concreet geval wil ik tenslotte nog een vraag stellen. In 1829 werden achtentwintig stukken, die Van Wijn had geleend, naar Bergen teruggestuurd. In 1842 werden zij daar onder een hoop papieren teruggevonden33. Collega Wymans is terecht scherp in zijn veroordeling van deze gang van zaken. Hij was evenwel niet op de hoogte van een collectie van vierentwintig stukken, die gericht waren aan graven van Holland, die zich voor de oorlog in zijn depot bevond. De stukken hadden ongetwijfeld deel uitgemaakt van de Hollandse charters in Henegouwen maar komen niet voor in het overzicht van Delmotte. Op verzoek van H. Obreen werden zij in de dertiger jaren ten dienste van het Oorkondenboek van Holland en Zeeland, waar de afdrukken nog aan wezig zijn, te Brussel gefotografeerd. Nadien keerden zij te Bergen terug, waar ze in 1940 samen met de kerkelijke archieven zijn verbrand. Ze zijn gedurende de negentien de en twintigste eeuw nooit bij de charters van de trésorie geplaatst. Een theoretische vraag daarom, uitsluitend bestemd voor onze collega Wymans: waren deze charters door eeuwenlange afscheiding al uitgegroeid tot een organisch fonds, waarvan wij de juiste oorzaak van ontstaan niet kennen? Het antwoord op deze vraag lijkt mij duide lijk. Alleen de heer Wymans zal deze nieuwe collectie, die er helaas niet meer is, in de lijn van zijn eigen stellingen als de zijne begroeten. Het herkomstbeginsel stelt, dat een archief bijeen dient te blijven, wanneer het eenmaal gevormd is. Er kunnen bijzondere gronden aanwezig zijn om van dat patroon af te wij ken. Die dienen echter juridisch bepaald te zijn. Verplaatsing van een gedeelte om poli tieke redenen behoort daar niet bij. Vol te houden, dat aldus een organisch fonds ge vormd werd, komt zoals zo overtuigend gedemonstreerd door collega Wymans, op zijn best voort uit onkunde. J. C. Kort SOMMAIRE D'après le principe du respect des fonds un fonds d'archive doit être conservé dans son intégralité dés qu'il est constitué. II est possible que des motifs particuliers existent pour dévier de ce principe. Mais ces motifs doivent être de caractère juridique. Le déplace- ment d'une partie d'un fonds pour des motifs politiques n'est pas justifié. Prétendre que de cette manière on constituerait un fonds organique serait au mieux une mani festation d'ignorance. 33 Wymans, pp. 42-43. Het jaarbegin en de kerststijl in het Hollands-Brabantse grensgebied tussen de 14e en 16e eeuw De inventarisatie van het archief van het kartuizerklooster 'Het Hollandse Huis', in 1336 gesticht door de machtige Willem van Duvenvoorde in Raamsdonk, bracht ons in aanraking met het probleem van de jaarstijlen in de plaatsen waar het klooster bezittin gen verwierf. De datering van akten in de periode 26 december - 25 april, met name van gerechten van kleine plaatsen, kostte ons soms hoofdbrekens. Literatuur hierover is schaars. Voor Brabant is hoegenaamd niets voorhanden. Holland kan zich nog verheu gen in het baanbrekende werk van R. Fruin1. Een gebrek van dit - overigens onvolpre zen - boek is, dat van lang niet alle plaatsen met voldoende zekerheid een uitspraak ge daan kon worden over het jaarbegin. Wanneer Fruin al over afdoend bewijs beschikte, gold dit meestal voor een beperkte periode, veelal de 16e eeuw. Voor beide provincies geldt, dat de onderzoeker zich verder een weg moet banen door allerlei artikelen en in ventarissen waarin in voetnoten en N.B.'s af en toe wat aanwijzingen worden gegeven. De omvang van het karwei en de spreiding van de bronnen vormen drempels voor het verrichten van een breed opgezet onderzoek naar de gebruikte jaarstijlen, waarop al lang gewacht wordt2. Om de inspanningen hiervoor wat dragelijker te maken, hebben wij de tot onzer beschikking gekomen gegevens uit het archief van het Hollandse Huis, gecombineerd met en getoetst aan enige verwante archieven en de belangrijkste litera tuur, geordend, zonder daarbij volledigheid te pretenderen. Naast de vraag welke jaarstijl een gerecht op een bepaald tijdstip gebruikte, hebben we het onderzoek toegespitst op het gebruik van de Luikse stijl. In hoeverre moet de ver melding van die stijl in het noordwesten van de huidige provincie Noord-Brabant in de ze periode opgevat worden als kerststijl? A lm kerk Rechter en heemraden dateren een akte op 1403 april 143. Het paasjaar 1403 loopt van 15 april - 29 maart. Paasstijl is dus onmogelijk. Dit stemt overeen met de gegevens van Van Bavel4. 1 R. Fruin, Handboek der chronologie, voornamelijk van Nederland, Alphen a/d Rijn 1934. 2 H. van Bavel, O. Praem., Inventaris van het archief van de Heusdense Cisterciënzerkloosters Mariënkroon en Mariendonk, 4 dln., 's-Hertogenbosch 1972 (Rijksarchief in Noord-Brabant, in ventarisreeks no. 10), I, p. XXXVII. 3 Rijksarchief in Noord-Brabant RANB), Archief van het Hollandse Huis HH) inv. nr. 2, eerste deel, f.139, W 51. H. van Bavel, a.w., I, p. XXXVII. [242] [243]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 14