schriftelijk protest tegen deze onrechtmatige gang van zaken met een weigering om van onze auteursrechten afstand te doen en het dringend verzoek om het rondgezonden concept in te trekken en de voorgenomen hoorzittingen af te gelasten. Dit tweeledig verzoek werd ingewilligd, maar overigens kon het nog tegenstribbelend antwoord op onze brief ons allerminst bevredigen. Het vergde nog een openhartig tele foongesprek met de voorzitter om het bestuur duidelijk te maken hoezeer wij ons ge griefd voelden en dat men tegenover ons iets goed te maken had. Daarop ontvingen wij in december '79 inderdaad ieder persoonlijk een 'brief van het bestuur, waarin onom wonden werd erkend dat men zeer onfatsoenlijk jegens ons had gehandeld en dat het bestuur hiervoor met oprechte excuses de volle verantwoordelijkheid op zich nam. Nu was de lucht tenminste enigszins opgeklaard, maar het verhaal is nog niet uit, want nu konden wij om de tafel gaan zitten met de voorzitter, de commissieleden Bordewijk en Wieland benevens de redacteur van het N.A.B. om te zien of we met elkaar uit de problemen konden komen (30 januari 1980). Bij deze gelegenheid hebben wij voor gesteld de kwestie op te lossen door de N.A.T. ongewijzigd te laten herdrukken met als aanvulling hierop (tezamen in één boekje of elk afzonderlijk) de door de commissie be werkte nieuwe termen, waarbij wij de commissie uiteraard volledige vrijheid van han delen zouden laten. Dat zinde de heren van de commissie echter niet, zij bleven erbij dat het één boek moest worden overeenkomstig hun concept en dit ten gerieve van de gebruikers. Wij hebben ons toen op het standpunt gesteld dat de commissie dan maar moest doen wat ze niet laten kon, stilzwijgend ervan uitgaande dat men inmiddels le ring uit het gebeurde had getrokken en het concept zou omwerken in zodanige vorm, dat van plagiaat geen sprake meer zou kunnen zijn. Zo heeft de commissie het dan ook wel begrepen en in dat besef moest zij dus haar huiswerk overdoen. Nu, dat heeft ook tijd gekost, maar ook dat heeft niet aan ons gelegen. Pas in novem ber '80 kwam een nieuw concept in ons bezit, waaruit bleek dat de commissie had ge probeerd zich op een gemakkelijke manier uit het probleem te redden en wel door in de inleiding de nummers op te sommen van de geheel of gedeeltelijk aan de N.A.T. ont leende definities en in de tekst de in hun geheel overgenomen definities te voorzien van een sterretje in plaats van een duidelijke, rechtstreekse bronvermelding. Overigens ont braken de sterretjes bij de talrijke gedeeltelijk gewijzigde definities, zodat de lezer daar niet werd geattendeerd op het feit, dat ook hier overname was gepleegd. Hetgeen uit onze toelichtingen was overgenomen, was deels wel, maar ook deels ook niet tussen aanhalingstekens met bronvermelding geplaatst en tenslotte waren er nog een aantal passages, die in de opsomming ontbraken en evenmin in de tekst waren gesignaleerd: 'verstopt' plagiaat. De opsomming in de inleiding bevatte zelf ook nog een aantal fou ten en lacunes. Het was kortom lapwerk. Wij hebben op dit tweede concept zo spoedig mogelijk gereageerd met de mededeling dat dit voor ons evenmin acceptabel was en onder herhaling van ons advies, dat de commissie zich zou beperken tot het redigeren van een lijst van nieuwe termen en de N.A.T. ongewijzigd te laten herdrukken. Maar de commissie gaf het niet op en ging ten tweeden male haar huiswerk overmaken. Tenslotte leverde zij eind januari '82 de derde versie van haar lexicon af en thans in de typografische vorm zoals het nu ook in druk is verschenen. Helemaal foutloos was het ook nu nog niet (wij signaleerden nog twee niet- gecursiveerde overgenomen passages), maar onder voorbehoud van correctie hiervan hebben wij toen bij schrijven van 10 februari '82 verklaard geen bezwaar meer te heb ben tegen de publikatie van het Lexicon in deze vorm. Tevens verklaarden wij akkoord te gaan met een ongewijzigde herdruk van de N.A.T. vanwege de V.A.N., zonder daar mee finaal afstand te doen van onze auteursrechten. Wij hebben ons verzet dus pas gestaakt, toen de commissie uiteindelijk aan onze ge rechtvaardigde eisen had voldaan, en dit met medewerking en onder volledige verant woordelijkheid van het bestuur. Waren die twee-en-een-half jaar vertraging dan aan ons te wijten? Hiermee ben ik dan aan het einde van mijn verhaal, onder verontschuldiging voor de lengte. Wij hadden er geen behoefte aan gehad deze feiten wereldkundig te maken als Bordewijk daartoe geen aanleiding had gegeven. Voor ons gold het een afgedane zaak. Maar wie een tip van een sluier oplicht, moet er rekening mee houden dat een ander het ding wegtrekt om ook de rest te onthullen. Bordewijk had er beter aan gedaan met het zwijgen eraan toe te doen, maar nu hij het nodig heeft gevonden deze onaangename kwestie op te rakelen op een wijze, die de auteurs van de N.A.T. in een verkeerd dag licht stelt, konden wij niet anders doen dan onze leden met de ware toedracht bekend maken. Die waarheid is voor de commissie des te pijnlijker, nu iedereen aan de ontelbare gecur siveerde passages in het Lexicon kan zien wat de commissie in haar eerste concept alle maal uit de N.A.T. had geplagieerd. Hadden wij hiervoor niet bijtijds een stokje gesto ken, neen, hadden wij de commissie en het bestuur op deze heilloze weg stilletjes voort laten gaan zonder te waarschuwen en hadden wij het op een proces laten aankomen, ja, dan had men ons achteraf terecht verwijten kunnen maken: nu niet. W. J. van Hoboken [234] [235]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1983 | | pagina 10