tiek nuttig zou zijn wanneer aangegeven wordt, welke termen door welke vakgroep te
gebruiken zijn.
Hartong vraagt Meeuwissen, waarom niet duidelijk gemaakt is wat met beginsel en me
thode bedoeld is. Meeuwissen antwoordt, dat de commissie ervan heeft afgezien om
ook nog definities te geven van alle kernbegrippen, waaruit gedefineerde termen zijn
opgebouwd. Deze begrippen moet men maar naslaan in Van Dale.
Den Teuling pleit voor het voorzichtig gebruik van de term beginsel. Voor de termen 12
en 12a zou hij graag een ander woord kiezen, dat zowel voor een te vormen als voor een
gevormd archief te gebruiken is. Meeuwissen zegt, dat deze kwestie nog aan de orde
komt.8
Na deze discussie over de beginselen en methoden in algemene zin worden de termen 10
tot en met 17 afzonderlijk ter discussie gesteld.
Over het structuurbeginsel merkt Meeuwissen op, dat essentiële bezwaren in die zin, dat
iemand deze definitie in deze vorm niet wil accepteren, niet zijn binnengekomen. Er is
alleen een detail aan de orde gesteld. Het woordje 'maar', zo zegt hij, is opgenomen op
voorstel van de heer Ketelaar, omdat het een versterkende werking heeft. Een nieuw
voorstel van de CAS om er weer 'en' van te maken heeft de commissie dan ook niet
overgenomen.
Ten aanzien van het bestemmingsbeginsel geeft Meeuwissen de volgende toelichting:
'De CAS wil deze definitie weer splitsen in het oude bestemmingsbeginsel en het her-
komstbeginsel, omdat de bestemming de vorming van archieven beheerst en herstel van
de afdwaling achteraf gebeurt. Naar onze mening blijft de bestemming altijd een rol
spelen, dus ook na de vorming van archieven. Het is de reden, waarom archieven als
eenheid bijeenblijven, c.q. afgedwaalde stukken teruggeplaatst moeten worden. We
vinden het dus geen argument om de definitie weer te splitsen.
Anderen betreuren het verdwijnen van de benaming 'herkomstbeginsel'. Dit doen wij
zelf ook, maar wij vinden, dat de benaming bestemmingsbeginsel moet prevaleren. Het
is niet zo, dat het bestemmingsbeginsel zou bestaan bij de gratie van het herkomstbe
ginsel, maar juist omgekeerd: het herkomstbeginsel vloeit voort uit het bestemmingsbe
ginsel; het is er maar een facet van en daarom in onze definitie gecombineerd. Het kan
wel zijn, zoals sommigen stellen, dat het herkomstbeginsel de eigen Nederlandse opvat
ting van respect des fonds is, maar dan is het wel een erg enge opvatting. Het behandelt
maar een onderdeel van het respect des fonds en dat is onjuist.
Tenslotte nog werden door de heer Ketelaar de woorden 'op zijn oorspronkelijke
plaats' gemist. Deze woorden zijn weggelaten, omdat zij gezien de definitie van struc
tuurbeginsel overbodig zijn. Plaatst men afgedwaalde stukken terug dan voegt men ze
in in de bestaande structuur en niet op een willekeurige plaats'.
Ketelaar betreurt het, dat de commissie voorbij is gegaan aan zijn kritiek ten aanzien
van het bestemmingsbeginsel. Door de eis van het terugbrengen op zijn oorspronkelijke
8 Zie hierna, blz. 267 e.v.
[266]
plaats onderscheidt volgens de spreker het Nederlandse herkomstbeginsel zich nu juist
van het respect des fonds. Het bestemmingsbeginsel, zoals het thans is geformuleerd,
stopt in feite, waar de Fransen ook stoppen met het respect des fonds. Ketelaar bena
drukt nogmaals, dat hij het betreurt, dat het nieuwe, wat het herkomstbeginsel inder
tijd als typisch Nederlandse aanvulling bracht, door het voorstel van de commissie weer
gaat verdwijnen.
Hartong merkt op, dat er volgens hem twee soorten bestemmingsbeginselen bestaan,
namelijk één voor een te vormen archief en één voor een archief, dat achteraf geordend
wordt. Ook hij is daarom geporteerd voor splitsing van het bestemmingsbeginsel in de
voorgestelde redactie. Meeuwissen zegt daarvoor niet te voelen. Bij de definitie is de
commissie ervan uitgegaan, dat de bestemming altijd een rol blijft spelen, zodat een
splitsing in een vooraf en een achteraf geen zin heeft. Ook Ketelaar pleit voor splitsing
naar het door Hartong gegeven onderscheid, omdat de archivaris namelijk wezenlijk
anders te werk gaat dan de registrator. Meeuwissen antwoordt hierop, dat niet de archi
varis de bestemming van een archiefstuk uitmaakt, maar dat deze alleen mag kijken,
waar een stuk thuishoort, gezien de bestemming die dat stuk indertijd bij zijn ontstaan
naar objectieve criteria heeft verkregen. Overigens, zo vervolgt hij, zou men indien de
voorgestelde splitsing wordt doorgevoerd, logischerwijs ook weer van het structuurbe
ginsel het restauratiebeginsel moeten afsplitsen. Inconsequent genoeg blijkt men, ge
zien de ingekomen reacties, daaraan geen behoefte te hebben. Meeuwissen leidt hieruit
af, dat men kennelijk de term herkomstbeginsel alleen gehandhaafd wil zien vanwege
de naam en de bekendheid, die het in de buitenlandse archiefwereld geniet. Het gaat
dus niet om het beginsel, of misschien zelfs methode, zelf. Hij vindt, dat we van dat be
ginsel af moeten, omdat daarmee in navolging van Muller een zeer enge vertaling van
het respect des fonds wordt gegeven. In de loop der jaren is daardoor aan het begrip
herkomstbeginsel een betekenis gehecht, die men uit de definitie, zoals de NAT die
geeft, volstrekt niet kan aflezen. Hij vindt zulks zeer verwarringwekkend. Wel zegt hij
toe, dat de commissie in de toelichting op term 11 een verband zal leggen tussen de eis
van het terugbrengen op de oorspronkelijke plaats en het structuurbeginsel, waarvan
deze vorm van herstel van de structuur een direct uitvloeisel is.9
Wat betreft de volgorde, waarin de beginselen in het Lexicon zijn opgenomen, merkt
Bordewijk nog op, dat het structuurbeginsel het belangrijkste beginsel is, omdat het be
trekking heeft op archieven in hun totaliteit. Het is daarom voorop geplaatst. Het
bestemmingsbeginsel daarentegen ziet slechts op individuele archiefstukken. Ketelaar
stelt voor dit onderscheid toe te lichten bij die termen.
In antwoord op de kritiek, die de commissie heeft ontvangen van de CAS, van Den
Teuling en enige anderen, die van mening zijn, dat het pertinentiebeginsel (12) niet veel
meer is dan een methode van ordening, stelt Meeuwissen, dat de commissie van mening
9 Aan de toelichting op term 11 wordt toegevoegd, op blz. 7 van het concept, na: ...te worden
opgeborgen. 'De eis, dat zij wederom op hun oorspronkelijke plaats binnen het archief moe
ten worden ingevoegd, volgt direct uit het structuurbeginsel (10), dat herstel van het historisch
bepaalde systeem van ordening binnen het archief voorschrijft.'
[267]