men een indringende kijk in de geschiedenis, in allerlei facetten, van de stad Zwolle en haar wijde omgeving in de tweede helft van de 14e eeuw, terwijl voor de geschiedschrij ving van de stad en van geheel Overijssel belangrijk materiaal wordt geboden. Tenslotte een woord van lof voor het totstandkomen van dit werk, ondanks de drukke werkkring van de samensteller, de gemeentearchivaris van Zwolle, voor het nauwgezet verzamelen van de oorkonden, met name van de vaak zo moeizaam te achterhalen, ver spreid in binnen- en buitenlandse archieven berustende teksten, en voor de voortreffe lijke wijze waarop de Zwolse Regesten zijn vervaardigd. P. H. J. van der Laan. Dr. A. H. J. Prins, Jan van Schaffelaar, Requiem voor een Gelderse Ruiter, deel 12 in de Schaffelaarreeks, Barneveldse Drukkerij en Uitgeverij (BDU) Bar- neve/d 1982, 324 blz., geïll., gebonden, 39,50. Deze studie verscheen ter herdenking van de dood van Jan van Schaffelaar op 16 juli 1482 en het eerste exemplaar werd op 16 juli 1982 in de Veluwehal te Barneveld aange boden aan de Commissaris van de Koningin in Gelderland. Bij die gelegenheid hielden zowel professor Prins als mr. W. J. Geertsema een herdenkingstoespraak, nadat burge meester mr. C. W. Labree een welkomstwoord gesproken had. De uitgave is mede tot stand gekomen dankzij subsidie van het Ministerie van C.R.M., de provincie Gelder land, de Stichting Martens van Sevenhovenfonds te Arnhem en Apparatenbouw Moba te Barneveld. Dr. Prins is hoogleraar in de culturele antropologie aan de Rijksuniversiteit te Gronin gen. In 1960 publiceerde hij een Bibliografie van Harderwijk en blijkens het woord vooraf in zijn Schaffelaar-boek kent hij de oude Veluwe in oorlog, bij nacht en ontij, door en door. Zijn grootvader H. ten Ham E.Jzn. ontwierp het standbeeld van Van Schaffelaar aan de voet van Barnevelds toren, dat door Bart van Hove werd uitge voerd. De oorspronkelijke bedoeling van de auteur was zo mogelijk de levensloop van Van Schaffelaar te schetsen en zo een tijdperk te belichten. De bronnen lieten dat echter niet toe, maar acht jaar onderzoek bood wel de gelegenheid de befaamde sprong van de to ren te plaatsen in een breed geschilderd beeld van een tijdvak, dat zowel behoort tot het Herfsttij der Middeleeuwen als tot het begin van de Nieuwe Geschiedenis. Het materi aal daartoe werd niet alleen ontleend aan archieven in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk, maar ook aan musea in Engeland, Oostenrijk en Zwitserland, terwijl de in de grafkelder der Hackforts in de Barneveldse kerk opgegraven schedel van Jan van Schaffelaar voorts een belangrijke bron van gegevens bleek te zijn. Volgens de methode der historische antropologie, die verwant is aan die der mentali teitsgeschiedenis, geeft prof. Prins zijn verhaal over Van Schaffelaar en voegt er een analyse van de vertelde gebeurtenissen aan toe. Hij hanteerde daarbij het telescppisch principe (blz. 8): van Barneveld op 16 juli 1482 via de Utrechtse Oorlog, De Gelderse Tragedie, Oostenrijk en Bourgondië naar het Europese Schaakbord, met een verhelde- [378] rende passage over Europa zonder Grenzen op blz. 109-110. Bij zijn analyse gaat prof. Prins in op het Veluws grondbezit, de plaatselijke en regionale familiebanden en het ge wettigd gebruik van geweld. In zijn slotwoord merkt hij dan op, dat zijn boek gaat over waarschijnlijkheid, langs heuristische weg opgespoord in dertig verzamelingen. Op blz. 267-268 signaleert hij de dertien vondsten, die hij gedaan heeft en die de kern van zijn betoog uitmaken. Dankzij deze heeft hij ons een beeld kunnen geven van Van Schaffe laar, die hij nergens in de archieven met naam en toenaam is tegengekomen en omtrent wie de voornaamste bron nog altijd de Utrechtse Kroniek 1481-1483 blijft, zoals die in 1698 gedrukt is. Met Barnevelds herdenking in het vooruitzicht had ik De Schaapherder van J. F. Olt- mans nog eens herlezen. Vier deeltjes van 1251 bladzijden samen, maar nog altijd boei end, zelfs in een warme zomer. Fascinerend was het daarna bij Prins de gebeurtenissen te zien in hun samenhang en Jan op zijn plaats als met een erfdochter Van Schaffelaar gehuwde Van Domselaar en als dizainier of chef de chambre in de Egmondse, d.w.z. Gelderse, ruiterij. Perrol en de Zwarte Bende, die bij Oltmans zo'n grote rol spelen, ko men ook bij Prins voor (blz. 119), zij het exemplarisch voor de door de Franse koning betaalde anti-Bourgondische hulptroepen in de Bourgondische successie-oorlog 1477- 1485). Naast de bij Oltmans boven alles uit wuivende vederbossen is het goed de passage van blz. 159 te leggen over de landedelman, die gewoonlijk boer is, soms brouwer, soms ontginner of veehandelaar, zoals later de vader van Johan van Oldebarnevelt. 'Daar naast bekleedt hij dan ook nog wel eens een rechterlijk of bestuurlijk, dan wel kerkelijk of militair ambt: gerichtsman, drost, dijkgraaf of schout, abt of kanunnik, troepen commandant - maar slechts zelden is dat een echt beroep, eerder een vervulling van een maatschappelijke verplichting en tevens een bron van (neven-)inkomsten.' Dit gro te citaat zij mij vergund, het wil tevens aantonen, hoezeer prof. Prins als schrijver erin geslaagd is bruggenbouwer te zijn tussen de gebeurtenissen en het levende publiek (blz. 262). Met deel 12 van de Schaffelaarreeks zijn we een goed leesbaar en knap gecomponeerd boek rijker geworden. In archiefkringen verdient het bovenal bewondering om de geda ne archiefvondsten en de daaruit getrokken conclusies, leidende tot het beeld van de man wiens zo beroemd geworden geval door Gosses en Japikse in hun Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Nederland minder gewichtig geacht werd dan de meeste krijgsgebeurtenissen uit de Utrechtse Oorlog. J. H. van den Hoek Ostende Els Helle, Je/Ie van der Meuten, Adèle Nieuweboer, Enen geheten Jan van Schaffelaar, de geschiedenis van het voortleven van een held, deel 4 in de Schaf felaarreeks, Barneveldse Drukkerij en Uitgeverij (BDU) Barneveld 1978, 96 blz., geïll., ingenaaid, f 19,90. In de hiervoor geplaatste bespreking van het boek van professor Prins over Jan van Schaffelaar werd J. F. Oltmans verscheidene malen genoemd. Maar hij is niet de enige [379]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 62