zuiden van Reims en niet dat ten zuiden van Parijs), want de plaatsnaam bestaat vier maal in Frankrijk, nog 'n paar keer méér in afleidingen zoals Corbeilles. Bovendien weet eenieder, althans in Frankrijk, dat Caspar's Noviomagus Novion Porden is. Het bedoelde Noviomagus is op blz. 30 van 'de bisschop' geïdentificeerd en in kaart ge bracht, zodat Van Heel met zijn 'ik beweer' onjuistheden schrijft als hij mij verwijt dat ik dit Noviomagus niet vermeld. Het staat uitvoerig in 'Vraagstukken blz. 33. Voor 'Holle Boomstammen' vond ik het niet nodig, wel weer voor 'De bisschop', waar ik het dienstig achtte tot volledig begrip van de Peutinger-kaart ook de twee wegen ten zuiden van de Patavia volledig te rekonstrueren en in kaart te brengen. Caspar had die kaart in huis, én ik heb dit Noviomagus al in 1965 behandeld, zodat Van Heel de zoveelste botte beschuldiging laat vallen. Met de Peutinger-kaart haalt hij, volgens zijn eigen woorden, een truc uit. 't Is inder daad een truc. Hij gaat op een reisgids, een schematisch itinerarium, een meetkundige proef doen en komt dan, vertrekkend van Cherbourg voor Lugdunum (Batavorum) uit 'ergens tussen Knokke en Katwijk, in elk geval in Nederland'. Ik geef mijn kollega's in overweging een kollekte te houden, zodat onze vriend zich eindelijk eens een Atlas kan aanschaffen. Wie zo nauwkeurig gaat rekenen, zoals hij doet, moet niet 'ergens' uitko men, en met een zodanige speling. Ptolemeus heeft hem in de le eeuw zijn truc al afge leerd; hij immers plaatst Lugdunum met voor die tijd bewonderenswaardige exactheid op ca. 15 km ten noorden van Boulogne (zie 'Holle Boomstammen, blz. 116). Voordat Van Heel aan zijn truc begon, had hij dan ook de Peutinger-kaart beter moeten be studeren. Misschien was hij dan erachter gekomen, dat bijvoorbeeld Rouaan op de zelfde hoogte ligt als Boulogne, een afwijking van maar liefst 145 km; Reims ligt bene den Toul, afwijking 80 km; Atrecht boven Terwaan, afwijking 38 km. Mag de langs- doorsnede van de Peutinger-kaart op het oog 'n beetje lijken op de geografische werkelijkheid, de dwarsdoorsnede doet dat beslist niet, wat al evident is door het feit, dat het Romeinse rijk, van oost naar west, afgebeeld is op een rol van zeven meter, ter wijl het van noord naar zuid samengeperst is op een strook van 36 centimeters hoogte. Als je daarop een meetkundige truc gaat uithalen, dan val je onherroepelijk van 'Knok ke tot Katwijk' op je knokkels in de kattebak. En als Van Heel wat verder had gekeken, dan had hij kunnen zien dat Coriallo Cher bourg, op de kaart ver beneden Alauna Alleaume bij Valognes staat, terwijl het in werkelijkheid ten noorden daarvan ligt, waardoor blijkt: 1. dat Van Heel bij zijn truc niet eens de omgeving gaat afzoeken om te zien, of zijn uitgangspunt wel juist is. 2. dat hij niet eens opmerkt, dat op de kaart geen sprake is van een weergave van de ge ografische werkelijkheid, daar Cariollo Cherbourg precies in het midden ligt tus sen Alauna Alleaume en Reginca Erquy. De werkelijke afstand tot de eerste plaats is 17 km, tot de tweede plaats 185 km! 3. dat op de kaart, die geen geografische is, derhalve ook geen geografische truc toege past mag worden. Bij de interpretatie van het gedeelte van de Peutinger-kaart, dat altijd als het midden van Nederland is opgevat (waarom alleen dat midden?), gaat het natuurlijk niet om de ze truc, doch om de namen van de kaart in de Patavia, die zogenaamd in Nederland ge legen hebben. Daarover moet Van Heel praten. Doch ook op dit punt konformeert hij zich aan de al 27 jaren aan de gang zijnde taktiek, waarmee ik uiteindelijk wel heb leren leven, om niet over de échte problemen te spreken, doch de kwestie alleen te benaderen vanuit zijdelingse invalshoeken, Iaat ik maar rechtuit zeggen: vicieuze cirkels, teneinde de kern af te dekken. Maar hij weet evenmin als de archeologen een antwoord op het raadsel, hoe in 's hemelsnaam de plaats Tablis, het unieke Tablis dat slechts een enkele maal in de historische bronnen voorkomt, waarvan er geen twee hebben bestaan en dat zonder de minste twijfel het Franse Etaples was, in onze Betuwe gelegen kan hebben. Diezelfde vraag kan men stellen voor Carvone Carvin, Matilone Le Mat, Fletione Fléchin, Nigropullo Noires Terres en een hele serie andere, waar de na men van de kaart vandaag aan de dag nog in Frankrijk liggen. Triest ben ik ervan geworden, dat Van Heel op verschillende plaatsen mijn woorden en bedoelingen niet juist weergeeft. Het Rhenus-probleem is hem klaarblijkelijk te taai; ik durf te zweren dat hij het desbetreffende hoofdstuk niet gelezen heeft, of op zijn hoogst met een natte vinger, zodat hij het samenvat door mij een bewering in de mond te leggen die in strijd met de waarheid is, maar die wel lekker belachelijk klinkt, vooral voor diegenen die dat hoofdstuk evenmin gelezen hebben. In Frankrijk krijg ik de hoogste lof, niet voor de kwestie Noviomagus, doch juist voor mijn uiteenzetting van het Rhenus-probleem. Casper moet er vlug een lachertje van maken! Dat Petribrunna (vóór de 9e eeuw, waarde Casper, want daar gaat het om) een bisschopsstad was wist ik inderdaad niet. Ik stel er derhalve prijs op van Van Heel de teksten daarover te ontvan gen. Komen die niet - en zij zullen niet komen omdat ze er niet zijn - dan trek ik de voor de hand liggende conlusie, dat onze vriend maar wat lapidaire beweringen de lucht in slingert, niet eens gaat onderzoeken of 't wel klopt en, om het helemaal droevig te ma ken, niet eens op de chronologie let, wat noodzakelijk is bij deze leuke doublure tussen Pierrefonds en Paderborn, beide van Petribrunna afgeleid. Want kijk, wanneer wij ar chivarissen ons niet meer aan de chronologie houden, dan raakt ons vak wel in de kortste keren in diskrediet. Het ontstaan van de mythen is voor een zeer groot deel be vorderd door het feit, dat men de juiste chronologie niet heeft onderscheiden en eeu wen door elkaar hutselde, door niet op te merken wanneer precies iets wél dan niet bestond. Over de bisdommen slaat hij eveneens onzin uit, teneinde aan te tonen dat het bisdom van St. Willibrord niet in Vlaanderen kan hebben gelegen 'omdat Tournehem en Adruicq in het bisdom van Terwaan lagen'. Het bisdom van St. Willibrord was een 'missie - bisdom', dat geen welomschreven gebied heeft gehad. Hij had het volk van de Friezen (lees: Vlamingen) ter bekering aangewezen gekregen. Het bisdom behoorde tot 870 onder Reims en is pas na de rijksverdeling van 870 onder Keulen gekomen. De bronnen van het bisdom Terwaan, waarvan veel oude charters bewaard zijn gebleven, spreken vóór ca. 900 met geen woord over Tournehem en Audruicq, noch over enige [365] [364]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 55