terwijl hij zelf het probleem niet aan kon of aandurfde en per slot van rekening met een werkstuk van studenten kwam aanzetten. Blijf daar maar kalm bij! Na de verdeling van de rijken in 843 hebben volgens Van Heel de Duitse koningen en keizers niets meer in Noyon te zoeken. Ofschoon ik deze opwerping enkele malen uiten- treure heb weerlegd (ook in 'Holle Boomstammen'), en aangetoond dat zij historisch onjuist is (Noyon is tot 1185 een twistappel tussen Duitsland en Frankrijk gebleven), blijft Van Heel erover doorzagen. De Duitse koningen en keizers geven oorkonden uit over, in en voor Franse steden ver ten zuiden van Noyon in Frankrijk gelegen, (waar van zelfs een paar leuke voorbeelden in het 'Bronnenboek van Nijmegen' staan), en zij kunnen niet in Noyon zijn geweest! Een historicus, die meent deze konklusie te mogen trekken, zal m.i. eerst moeten onderzoeken of zij op de bronnen en op de feiten geba seerd is. Hij zal er dan snel achter komen, dat de Duitse keizers ruim een eeuw na de verdwijning van de karolingische residentie Noviomagus te Noyon (1047) nog druk doende waren om hun gezag, hun gebieden, de rijksgoederen en de goederen van het keizerlijk huis in het noorden van Frankrijk te verdedigen of terug te winnen. De strijd daarover was al lang aan de gang, inderdaad sinds 843, maar duidelijker sinds 1030, toen het oude Lotharingen uiteenviel in een Duits en een Frans deel. Deze politieke strijd, gepaard met militaire akties, was tevens de direkte aanleiding tot de verwoesting van het paleis van Noyon in 1047. Het is natuurlijk het lachertje van het 'Bronnenboek van Nijmegen', dat het de veldtocht van de Vlamingen, die in één ruk Noyon en Ver dun aanvielen, over Nijmegen laat lopen. Laat ik het ook maar eens amateuristisch zeg gen: Wat hadden die Vlamingen in Nijmegen te zoeken? En onze Caspar trapt erin, of schoon hij (blz. 238) Leupen korrigeert, die de verwoesting aan de Lotharingers toe schrijft. Hier was Van Heel op de goede weg. Nog één stapje verder (de bronnen in!), dan had hij opgemerkt dat Leupen welgeteld drie teksten presenteert waarin toevallig de Lotharingers staan, en dat hij er vijf overslaat waarin de Vlamingen als de bedrijvers van de euveldaad worden genoemd4, waarin ten overvloede zoveel geografische bijzon derheden over de veldtocht staan, dat de interpretatie Noyon dwingend is. Het is tevens een der meest perfide staaltjes van de Nijmeegse 'selectie'. Hoewel Van Heel schijnt toe te geven, dat de naam Betuwe niet van Bataven is afgeleid, acht hij het toch niet uitgesloten dat beide namen in hetzelfde gebied - weliswaar ge scheiden door enkele eeuwen - thuis horen. De enkele eeuwen zijn er overigens tien! We zullen dit maar als een grapje beschouwen, want voor zulke onzin op het punt van historische geografie, stratigrafie en naamkunde schiet mijn pen tekort. Bij mijn weten 4 Annales Altahenses, MGS, XX, p. 804. Genealogiae comitum Flandriae, MGS, IX, p. 320. Chronicon Sithiense, HdF, XI, p. 381. MGS, XI, p. 38. Rogeri de Hoveden Annales, HdF, XI, p. 310. Sigiberti Chronicon, MGS, VI, p. 358. plus een aantal andere kronieken, die vrijwel letterlijk dezelfde teksten bevatten, en waar schijnlijk van een van de bovenstaande overgenomen zijn. [362] is een tekst uit 1015 de eerste autochtone bron waarin de Betuwe voor de eerste maal wordt genoemd5. Daar kun je geen Bataven aan vastknopen uit de eerste eeuw vóór Chr., nog minder een taalkundig verband mee leggen. Béthune kan volgens hem niet van Batua zijn afgeleid; Bathuana echter wél. Maar, lieve grapjas, Bathuana is toch im mers Béthune. Hij blijkt de eerste en de meest simpele regel van de Franse etymologie niet te kennen, waar de romaanse a in de Franse e verandert. Overigens zou hij de kwestie Batua niet op deze onnozele manier moeten afdoen. De oorkonden van Lorsch bevatten ca. 130 plaatsnamen in de Batua. Laat Van Heel deze eens in de Betuwe aan wijzen; dan doet hij goed werk, temeer omdat men er nimmer in geslaagd is, ook maar één enkele in de buurt van Nijmegen te vinden. Omdat deze 130 plaatsnamen de inter pretatie van Noviomagus Nijmegen 130 maal tegenspreken, worden ze kennelijk niet geacht te bestaan. Of vindt Van Heel het ditmaal ook vanzelfsprekend dat het 'Bron nenboek' die overslaat, omdat het bij Noyon is? Van Heel heeft het gepresteerd mij van overslaan te beschuldigen. Wie echter 130 teksten over de Batua negeert, die op een ge heel andere streek wijzen, zou wat voorzichtiger met zijn beschuldigingen moeten zijn. Mijn kaartje van de transgressies vindt hij 'schromelijk overdreven', en op dit punt heeft hij gelijk, al is 't naar de verkeerde kant. Ik heb mij zelf overigens al in 'De bis schop van Nijmegen' gekorrigeerd met de kaart van Sebastian Münster, waar het lage land van Nederland totaal ontbreekt. Het transgressie-gebied is nog groter geweest dan ik in 'Holle Boomstammen' heb afgebeeld. De grootste fout van mijn kaartje is dat ik ten onrechte de aanzet van de latere duinen erop heb aangegeven, want dit proces was op het hoogtepunt van de transgressies nog lang niet aan de gang, tevens omdat duinen per definitie de vrucht van een regressie zijn en niet van een transgressie. Hier en daar hebben, op zeer bescheiden schaal, oude duinen bestaan. Volgens Van Heel zijn Utrecht, Wijk bij Duurstede en Nijmegen permanent bewoond geweest. Laat men ein delijk ophouden met het uitkraaien van onwaarheden, die door het archeologisch on derzoek ten stelligste worden tegengesproken, en die de beroepsarcheologen (zie: 'Ver leden Land') dan ook niet onderschrijven, integendeel onomwonden ontkennen. Van de Peutinger-kaart heeft hij zo te zien weinig begrepen. Op de kaart staan meerde re Noviomagus', roept hij uit! Wat doet hij daar triomfantelijk over; dat wist ik al toen Caspar nog in de wieg lag. 'Ik beweer dat het linkse van de beide Noviomagus' Noyon is, omdat het ligt tussen Durocortorum Reims en Corobilium Corbeil', zegt hij. Echter: de daar aangeduide weg liep van Reims naar Keulen, ergo in noord-oostelijke richting, en daar kun je toch bezwaarlijk Noyon tussen knutselen, op ruim 80 km af stand van Reims gelegen. De andere weg gaat van Reims in zuidelijke richting naar Chalons-sur-Marne, en aan die weg ligt Corobilium. Als je goed op de kaart kijkt, zie je dat dit Noviomagus geen enkel verband met Corobilium heeft; het ligt juist aan de andere weg. Ik hoop overigens dat Van Heel het goede Corbeil voor ogen heeft (dat ten 5 1015: oorkonde van de aartsbisschop van Keulen: 'sitam in pago, qui vulgo dicitur Betuam' -gelegen in de streek die in de volksmond Betua wordt genoemd, Lacomblet, Urkundenburch, enz. I, p. 91.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 54