heden bevatten.1 De tekst, waarmee Van Heel goochelt, staat ook in de 'Chroniques de St. Denis', die in het oud-Frans geschreven zijn, waar derhalve niet aan de orde staat wat de Latijnse of klassieke naam Noviomagus betekent. De schrijver zegt tweemaal achter elkaar, dat de keizer zich naar Noyon begaf en van Noyon weer naar Aken2. Maar de Nederlandse historici welen het beter dan de tijdgenoten, 'n Teken aan de wand is wel, dat geen van hen ooit de 'Chroniques de St. Denis' heeft aangeraakt (die overigens een 8-tal van deze teksten bevatten met 'Noyon' voor Noviomagus), vanzelfsprekend omdat zij terdege beseffen dat zij dan met een zwaarwichtig en doorslaand bewijs moeten komen om de interpretatie Nijmegen nog waar te maken. Die taktiek past Van Heel ook toe, want de tekst staat (uiteraard in 'Vraagstukken ook geciteerd in 'Holle Boomstammen' (blz. 30) dat hij zegt te recenseren. In plaats van dieper in te gaan op de reis van 821, komt hij met een onnozel en misleidend verhaal over de Maas. Je vraagt je af, of hij wel weet dat de Maas ook in Frankrijk stroomt. Van tekstkritiek en historische naamkunde schijnt Van Heel nog nooit gehoord te heb- 1 Teksten met Noviomagus aan de Oise: 1. 'het kasteel van Noviomagus - Noyon aan de Oise' - Vita S. Medardi, HdF, III, p. 451 (tweemaal). 2. 'hij voer de Oise op en kwam te Noviomagus - Noyon' - Miracula 5. Bertini, HdF, IX, p. 118. 3. 'de Noormannen trokken over de Seine... naar Noviomagus - Noyon' - Chronicon de Gestis Nortmannorum, HdF, VII, p. 153. 4. 'over de Isara (Oise) in het land van Noviomagus - Noyon' - Flodoardi Historia Remensis, HdF, VI, p. 213. 5. 'de Noormannen gaan over de Seine en de Oise en bereiken Noviomagus - Noyon', Anna- les Vedastini, MGS, I, p. 256. HdF, VIII, p. 88. 6. 'een groot leger dringt over de Oise binnen en komt te paard en per schip naar Noviomus - Noyon', Vita S. Bertini, HdF, p. 118. 7. 'de Noormannen trokken over de Oise op en bereiken Noviomagus - Noyon' - Chronicon de Nortmannorum Gestis, HdF, VIII, P. 97. En wanneer men (eindelijk!) tot het inzicht komt dat de naam Waaldie in het begin van de 1 le eeuw geheel nieuw verschijnt, niet van Vahalis is afgeleid, en dat de klassieke naam van Vahalis, die overigens al ca. 4 eeuwen vóór Chr. in gebruik was, via verschillende tussenvor men, waarvan de laatste Walis is, Oise is geworden, dan kan men aan het bovenstaande lijstje minstens 20 teksten toevoegen. 2 821: 'li empereres assembla parlement en la cité de Noyon de Noyon se parti en s'en ala pour yverner en Es la Chapelle' de keizer riep de rijksvergadering bijeen in de stad Noyon van Noyon vertrok hij om de winter door te brengen in Aken - Chroniques de St. Denis, HdF, VI, p. 145. [360] ben. Leupen's 'bisschop van Nijmegen' vindt hij ook een blunder (blz. 238)3; doch ver der vliegt hij met open ogen in het 'Bronnenboek van Nijmegen', dat alle teksten weg laat, waaraan ook maar het minste luchtje van Noyon of van Frankrijk zit, ook die wel ke voorheen altijd voor Nijmegen zijn opgevat. Hij verdedigt de Nijmeegse selectie waarempel nog, waaruit blijkt dat hij zich bij de neus heeft laten nemen door de sa menstellers van het 'bronnenboek', die van het ene Noviomagus uit de bronnen twee karolingische residenties pogen te maken: Noyon, omdat het overweldigend merendeel van de teksten niet meer voor Nijmegen te claimen is en derhalve grootmoedig aan Noyon wordt afgestaan (ik neem aan dat Van Heel dit toch duidelijk heeft begrepen), alsmede Nijmegen, waarvoor het armzalig restje, zonder bewijs en met een massa blun ders op het gebied van de historische geografie wordt opgeëist. Er is maar één en het zelfde Noviomagus, als je alle teksten op een rijtje zet. Dit feit wordt zonneklaar be wezen in mijn 'Bronnenboek van Noyon', dat inmiddels gereed is. Maar men moet eni ge kennis hebben van bronnenonderzoek en tekstkritiek om te begrijpen, dat het niet aangaat de kroning van Karei de Grote in 768 te Noviomagus - Noyon weg te laten, om in de eerstvolgende tekst met de interpretatie Nijmegen op de proppen te komen. En als men met dat armzalig restje ook nog de grootste bokken schiet, bijvoorbeeld door een nooit-gehoorde 'bisschop van Nijmegen' te laten geboren worden of Floris IV in 1234 te Nijmegen te laten sneuvelen, dan behoort een objektief historicus zich m.i. af te vra gen waarmee men eigenlijk bezig is. Van Heel zegt, dat ik de tekst over de bouw door Karei de Grote van Noviomagus weg gelaten zou hebben. Het is een pertinente onwaarheid (zie Holle Boomstammen, blz. 39), die mij zijn recensie met dezelfde 'ergernis' heeft doen lezen. En wat mijn 'onheuse toon' betreft, waar Van Heel zich aan stoot: Laat ik het maar kort doch hèèl duidelijk zeggen: ik pik die schijnheiligheid niet. Ik ben 27 jaren lang afgemaakt op een manier, die menigeen in een inrichting had doen belanden (ik meen dat ik daarover niet behoef uit te weiden in de archiefwereld), en ik heb nooit één woord van protest van iemand gehoord! Ik heb aangetoond, dat ik veel kan hebben, maar spaar me de dubbele mo raal, spaar me alstublieft het gejammer over mijn 'toon', want dat is ook maar een armzalig alibi. Spaar me ook het hakken op het polemische van mijn boeken. De dood zwijgers van mijn studies dringen mij de polemiek op, en gaan dan vervolgens bij mijn kollegas uithuilen over mijn toon. Leupen heeft mij tot het uiterste getergd door zijn laster, enkele malen in 'De Gelderlander' herhaald, 'dat ik niet wetenschappelijk werk', 3 Alleen een blunder? Iedere doorsnee-historicus zal het als een 'enormiteit' betitelen, die het 'Bronnenboek' in één slag opblaast. De studenten hebben klakkeloos en kritiekloos de foutieve index van de 'Monumenta Germanica' gevolgd, die de tekst op Nijmegen prikten, terwijl zij toch opgemerkt moeten hebben - want deze teksten zijn gepasseerd - dat de Duitsers het zelfs ge presteerd hebben om Immo en Transmarus, over - en overbekend als bisschoppen van Noyon, tóch op Nijmegen te indiceren. Ik heb die teksten al in 1965 aangewezen en ertegen gewaar schuwd. Dat de studenten niet tot het inzicht kwamen om de teksten met 'bisschoppen van Nij megen' terdege te kontroleren, is tot daaraan toe. Bij hen was het een blunder; bij de professoren en doctores, die de blunder ongekontroleerd overnamen, moet het als een klap in het eigen ge zicht worden opgevat, gelijk staande met wetenschappelijke zelfmoord. [361]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 53