In het eerste onderdeel van het wetsontwerp werd een definitie gegeven van de onderha vige archieven22. De driedeling van de National Study Commission was niet overgeno men. Er werd slechts onderscheid gemaakt tussen presidentiële en persoonlijke archie ven. Onder presidentiële archieven werden die archieven verstaan, die waren opge maakt of ontvangen door de president en zijn medewerkers met als doel om de 22 De uiteindelijk tot wet verheven definities luiden (44 United States Code; P.L. 95-591): 2201. Definitions 'As used in this chapter '(1) The term "documentary material" means all books, correspondence, memorandums, documents, papers, pamphlets, works of art, models, pictures, photographs, plats, maps, films, and motion pictures, including, but not limited to, audio, audiovisual, or other electro nic or mechanical recordations. '(2) The term "Presidential records" means documentary materials, or any reasonably se gregate portion thereof, created or received by the President, his immediate staff, or a unit or individual of the Executive Office of the President whose function is to advise and assist the President, in the course of conducting activities which relate to or have an effect upon the car rying out of the constitutional, statutory or other official or ceremonial duties of the Presi dent. Such term '(A) includes any documentary materials relating to the political activities of the Presi dent or members of his staff, but only if such activities relate to or have a direct effect upon the carrying out of constitutional, statutory, or other official or ceremonial duties of the President: but '(B) does not include any documentary materials that are (i) official records of an agency (as defined in section 552(e) of title 5, United States Code); (ii) personal records; (iii) stocks of publications and stationery; or (iv) extra copies of documents produced only for convenience of reference, when such copies are clearly so identified. '(3) The therm "personal records" means all documentary materials, or any reasonably segregable portion thereof, of a purely private or nonpublic character which do not relate to or have an effect upon the carrying out of the constitutional, statutory or other official or ce remonial duties of the President. Such term includes '(A) diaries, journals, or other personal notes serving as the functional equivalent of a diary or journal which are not prepared or utilized for or circulated or communicated in the course of, transacting Government business; '(B) materials relating to private political associations, and having no relation to or di rect effect upon the carrying out of constitutional, statutory, or other official or ceremoni al duties of the President; and '(C) materials relating exclusively to the President's own election to the office of the Presidency: and materials directly relating to the election of a particular individual or indi viduals to Federal State, or local office, which have no relation to or direct effect upon the carrying out of constitutional, statutory, or other official or ceremonial duties of the Pre sident. '(4) The term "Archivist" means the Archivist of the United States. '(5) The term "former President" when used with respect to Presidential records, means the former President during whose term or terms of office such Presidential records were crea ted.' [354] president bij de uitoefening van zijn constitutionele taken te adviseren en te assisteren. Met deze ruimere definitie wilde men alle archieven, die niet binnen de bestaande wet geving vielen (zoals de FOIA) en die geen persoonlijke archieven waren, binnen het wettelijk kader laten vallen. Er mocht geen gat ontstaan tussen de Freedom of Informa tion Act en de Presidential Records Act. Deze presidentiële archieven moesten, aldus het ontwerp, toebehoren aan de staat: immers de 'records were produced at public cost and for public purpose'23. Onder de persoonlijke archieven van de president werden die archieven verstaan, die niet waren gevormd met betrekking tot de wettelijke taken van de president; deze zou den eigendom blijven van de president. Na het aftreden van de president dienden de ar chieven overgedragen te worden aan de Archivist of the United States, die ze zou moe ten opnemen in een staatsarchiefbewaarplaats. Hij kon een aparte 'presidential library' stichten24; in dat geval moest hij de betrokken (oud)president horen bij de benoeming van een directeur. Opgemerkt dient hier te worden, dat de vestiging van een aparte 'pre sidential library' niet verplicht werd gesteld. De archieven zouden ook naar de National Archives overgebracht kunnen worden of naar één van de federale archiefbewaarplaat sen elders in het land25. Voorgenomen vernietiging uit het archief moest zestig dagen van te voren gemeld worden bij het Congres. De regels over de openbaarheid vormden een van de belangrijkste onderdelen van het wetsontwerp. Het ontwerp ging uit van een zo groot mogelijke openbaarheid. Om recht te doen aan het 'presidential privilege' kon de president aan het eind van zijn ambtster mijn bij de overdracht aan bepaalde categorieën stukken een embargo van ten hoogste twaalf jaar opleggen. Deze categorieën waren: geklassificeerde stukken betrekking heb bend op de nationale defensie; stukken betreffende benoemingen door de president; stukken, die door andere wetgeving al van openbaarheid waren uitgesloten; vertrouwe lijke stukken over het bedrijfsleven; vertrouwelijke stukken betreffende het overleg tus sen de president en zijn medewerkers; stukken, waarvan de openbaarheid de persoon lijke levenssfeer van de betrokkene(n) in onevenredig grote mate zou schaden. Gedurende de opgelegde termijnen zou geen beroep op de FOIA mogelijk zijn. De be perkingen zouden evenwel niet van toepassing zijn op een zittende president en op le den van het Congres, wanneer deze de benodigde informatie niet op andere wijze zou den kunnen verkrijgen; een rechterlijk vonnis zou eveneens openbaarheid kunnen gelasten. De Archivist of the United States zou een tijdperk van vijf jaar krijgen om het archief te inventariseren; na de inventarisatie zouden alle andere stukken vrij toegankelijk zijn voor het publiek. Mocht na afloop van de termijnen het nog nuttig geoordeeld worden om bepaalde stukken van de openbaarheid uit te zonderen, dan zou in ieder geval de FOIA van kracht zijn op deze stukken. 23 Congressional Record, House, October 10, 1978, H 11928 (Representative Freyer). 24 Idem, House, October 10, 1978, H 11926, Repr. Brooks: 'It continues the present structure of the presidential library system, which on the whole worked quite well'. 25 Zie voor een eventuele verandering in het tot nu toe gevoerde beleid iedere president zijn ei gen library de discussie in: AA 1980, pp. 147-150. [355]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 50