De houdbaarheid van de plaat is minder dan wij gewend zijn van min of meer klassieke informatiedragers. De directeur van Philips Data Systems hoopt op een houdbaarheid van enkele tientallen jaren, maar bewezen is er nog niets. Voorshands gaat men uit van een levensduur van 10 jaar. Het probleem van de houdbaarheid wordt veroorzaakt niet alleen door de breekbaarheid van de glasplaten, maar vooral door de geringe corrosie- bestendigheid van het thermisch gevoelige laagje tellurium (er zijn ook beeldplaten van andere fabrikanten waarin bismut, rhodium of titanium wordt gebruikt). Drexler Tech nology Corporation fabriceert een Drexon optical memory disk (waarin geen tellurium is verwerkt) met een houdbaarheid van 20 tot 100 jaar. We moeten de waarde van de houdbaarheid ook niet overschatten. Wanneer een microfilm wordt aangetast, bestaat de kans op aantasting en verdwijnen van het beeld. Bij aantasting van een DOR-plaat kunnen bits onleesbaar worden, maar als van het totaal van 32.000 bits maar een vol doende aantal behouden blijft, blijft de informatie beschikbaar. Ook de technische problemen die het opzoeken en terugzetten van DOR-platen in de opbergmodule (jukebox) geeft, zijn nog zeker niet opgelost. Dan is er het vraagstuk van de compatabiliteit: naast Philips is er een tiental fabrikanten van beeldplaten, die elk hun eigen systeem hebben. Maar het grootste probleem is de toegankelijkheid van de informatie. Bij de toepassing van de beeldplaat-technologie (en van microfilm op grotere schaal) is de toegankelijk heid van het materiaal van essentieel belang. De meeste sprekers noemden dit punt wel iswaar, maar volstonden ermee te signaleren dat opvraagbaarheid retrieval minstens zo belangrijk is als de opslag zelf. De constatering is het intrappen van een open deur en biedt maar weinig vertroosting. De geweldige mogelijkheden van opslag scheppen n.l. vraag die enerzijds door de bottleneck van de retrieval (is dit wel een Ne derlandstalig tijdschrift?) weer dreigt te worden gefrustreerd, anderzijds smaakt lekker naar meer. De vraagstelling wordt frequenter en is dieper borend. Hoe vaak worden de retro-acta van de burgerlijke stand geraadpleegd als zij resp. wel of niet zijn voorzien van nadere toegangen? Het toegankelijk maken van grote hoeveelheden informatie is, zoals wij allen wel erva ren hebben, arbeidsintensief. Tegenwoordig is dat een mooi argument om werkgelegen heid te scheppen, maar de suggestie wekt toch weinig enthousiasme bij degenen die uit eindelijk voor de daarbij behorende financiële lasten moeten opdraaien. Een andere belemmering is het ontbreken van geschikte thesauri, lijsten van trefwoor den die aan bepaalde vereisten voldoen. Een thesaurus is de hoeksteen van de raad pleegbaarheid van informatie. Het heersende gebrek eraan is evenwel pijnlijk voelbaar. Opvallend was het ontbreken van een thesaurus in de door Philips bij het DOR-systeem te leveren programmatuur voor het opnemen en selecteren van documentbeschrij vin gen. De beeldplaat wordt in een beperkt aantal bedrijven als experiment toegepast. Het mi nisterie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, dat binnen de Nederlandse overheid een proeftuinfunctie heeft t.a.v. de kantoorautomatisering, beproeft op dit ogenblik de verfilming van een statisch archief van de woningwetbouw, bevattende on geveer 1 miljoen stukken die op ongeveer 10 plaatsen geraadpleegd moeten worden, e.e.a. gekoppeld aan een computersysteem. [346] Daarnaast vindt nog een andere ontwikkeling plaats. De firma Docdata in Venlo heeft een digitaal-optisch cassette systeem ontworpen dat in theorie goede mogelijkheden biedt. Het systeem verkeert nog in het ontwikkelingsstadium en kan nog niet worden toegepast. De mogelijkheden van toepassing van de beeldplaat-technologie zijn vele, maar inzicht in de consequenties van het gebruik ook de kosten ontbreekt nog. De Public Ar chives of Canada waar men sinds 1979 experimenteert met de door Thomson (Frankrijk) geproduceerde beeldplaat rekent op 225.000,alléén voor de scanner waarmee de documenten worden afgetast! De beeldplaat staat nog geheel aan het begin van zijn ontwikkeling en de grenzen van de mogelijkheden zijn nu nog niet te overzien. F. C. J. Ketelaar D. van der Vlis. [347]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 46