5. Echtscheidingsverzoeken
De echtscheidingsprocedure33 was bij uitstek contradictoir van aard. Zij werd altijd op
tegenspraak gevoerd, immers 'Echtscheiding kan nimmer door onderlinge toestemming
plaats hebben' (art. 263 BW). De procedure werd aangevangen door het indienen van
een verzoekschrift bij de rechtbank (art. 816 WBRv), waarna de wederpartij (ge-
requestreerde) een verweerschrift (antidotaal request) kon indienen. Zo kon het voor
komen dat een vrouw echtscheiding verzocht, bij voorbeeld op grond van mishandeling
(art. 264,4° BW), waarna de man, hiervan kennis bekomen hebbende, zich eveneens tot
de rechtbank wendde met het verzoek om toestemming zich tegen het request van zijn
'huisvrouw' te verweren, daar hij haar niet mishandeld heeft, zijn vrouw daarentegen
zelf zich aan ontucht overgegeven heeft (art. 264,1° BW). Op dergelijke verwerende re-
questen werd echter doorgaans afwijzend beschikt omdat gerequestreerde voldoende
kans kreeg om zich te verweren, daar 'beide echtgenooten op eenen bepaalden dag en
uur voor hem (president) zullen verschijnen' (art. 817, al. 1 WBRv), en de verweerder
alsdan zijn grieven kenbaar kon maken. Werden tijdens die comparitie de bij inleidend
request gestelde daadzaken genoegzaam weerlegd, dan werd het verzoek afgewezen. In
het tegenovergestelde geval werd verlof verleend om 'bij gewone dagvaarding den eisch
tot echtscheiding in te stellen'. Bijzonder aspect daarbij was, dat indien de vrouw de ei
sende partij was, zij moest dagvaarden binnen 14 dagen na het aan haar verleende ver
lof; deed zij dat niet dan vervielen de 'voorlopige voorzieningen' (art. 821 WBRv.), en
kon de man desgewenst immers danig in zijn eer gekrenkt zelf een verzoek tot
echtscheiding indienen. Een dergelijke wel zeer uitgebreide gang van zaken vond
plaats naar aanleiding van het verzoek om verlof te verlenen teneinde te procederen tot
echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed, van Mevrouw Margaretha Zelle,
later bekend geworden onder de naam Mata Hari34, welk verzoek gevolgd werd door
een comparitie, waarbij 'voorlopige voorzieningen' getroffen werden met betrekking
tot de tijdelijke verblijfplaats van requestrante, en de toewijzing aan haar van het uit
33 Het hier besprokene geldt eveneens voor de rechtsvordering tot scheiding van tafel en bed: 'Zij
wordt op dezelfde wijze als die tot echtscheiding aangelegd, voortgezet en uitgewezen' (art.
289 BW), echter met dien verstande dat deze procedure niet per se contradictoir behoefde te
zijn: 'Scheiding van tafel en bed kan ook door den regter worden uitgesproken, op het ver
zoek, door de beide echtgenoten te zamen gedaan, zonder dat deze gehouden zijn eene bepaal
de oorzaak op te geven.' (art. 291, al. 1 BW; de echtgenoten moeten twee jaar getrouwd ge
weest zijn). Dat dit voorschrift niet betekende dat er géén bepaalde oorzaak hoefde te zijn,
merkten Reinhard L. en Gerda S. die wel een reden opgaven n.l. 'dat hunne humeuren niet
over eenkomen'. Bij openbaar vonnis van 13 mei 1839 wees de rechtbank te Amsterdam,
eerste kamer, het verzoek af omdat 'deze rede volstrekt geene geldige rede te achten is, om
daarop eene scheiding uittespreken, maar dat het voor de goede zeden zeer nadeelig zoude zijn
de band des huwelijks krachteloos te maken, om eene rede, die te allen tijde door ieder kan
worden voorgewend, nooit voldoende te bewijzen is, en slegts het masker worden van allerlei
oorzaken, die de echtgenoten zich zouden schamen te erkennen'. Dit vonnis werd echter bij
arrest van het Geregtshof van Holland d.d. 19 juni 1839 vernietigd. (W. 33).
34 Archief Arr.rb. Amsterdam, Echtscheidingsrequesten 190211, inv. nr. 1565, req. nr. 236 (met
p.v. als bijlage).
[334]
de echtverbinding gesproten kind, waarna (op 30 augustus 1982) aan haar verlof tot
dagvaarding werd verleend. De juist genoemde termijn van veertien dagen nog maar
net verstreken zijnde, diende de echtgenoot, Rudolph Macleod, zelf een request tot
echtscheiding in35, nagenoeg op dezelfde gronden als eerder door zijn echtgenote waren
gesteld (overspel, grove beledigingen en buitensporigheden). Wederom volgde een com
paritie, de eerder gegeven voorzieningen werden bekrachtigd en verlof tot dagvaarding
werd verleend.36
De verzoekschriftprocedure bij echtscheiding beoogde in feite slechts de rechtbank(pre-
sident) de gelegenheid te geven te onderzoeken of het verzoek voldoende gegronde re
denen (daadzaken) opleverde om tot een gewone contentieuze procedure over te gaan,
te pogen de echtgenoten alsnog tot elkander te brengen 'door het doen van zoodanige
aanmerkingen als hij raadzaam oordeelt om eene verzoening te weeg te brengen' (art.
819 WBRv) en desnoods voorzieningen te treffen (art. 821 WBRv).
De eigenlijke procedure ving eerst aan met de dagvaardng en verschilde overigens in
niets van andere contentieuze twistgedingen, behalve dat 'zij met geslotene deuren (zal)
worden bepleit' (art. 822 WBRv). Het echtscheidingsrequest was een verzoek tot het
verkrijgen van machtiging tot dagvaarding37. De echtscheidingsprocedure werd zeer
vereenvoudigd wanneer de eisende partij een vonnis overlegde waaruit bleek dat de ge
requestreerde zich aan overspel had schuldig gemaakt, dan wel 'tot eene onteerende
straf' was veroordeeld, en tevens een bewijsschrift werd overhandigd 'dat hetzelve von
nis door geene wettige regtsmiddelen aan eenig beroep onderworpen is.' (art. 265 BW).
De echtscheiding kon dan onmiddellijk uitgesproken worden. Ter illustratie hiervan
kan ik noemen het verzoekschrift van Anna Maria S. gericht aan de arrondissements
rechtbank te 's-Hertogenbosch, waarbij zij de echtscheiding verzocht, onder overlegging
van (o.a.) een afschrift van een arrest van het Provinciaal Gerechtshof in Noord-Brabant
van 10 juli 1849 behelzende veroordeling van haar echtgenoot Hendrikus H. 'tot eene
onteerende straf (zwaayen met het zwaard over het hoofd en confinement in een rasp- of
tuchthuis voor de tijd van acht achtereenvolgende jaren)'36. Zonder enige verdere forma
liteit werd op 9 januari 1850, enkele dagen na indiening van het request39,
35 Idem, req. nr. 254 (p.v. als bijlage).
36 Mevr. Zelle vertrok met permissie van de rechtbankpresident naar Arnhem. De zaak is nog wel
op 'de rol' gebracht (contentieuze procedure), maar op verzoek van partijen geroyeerd. Over
Mata Hari zijn veel boeken geschreven; vooral de laatste tijd zijn weer enkele zeer fraai ogende
werken over haar verschenen. Helaas vermelden ze alle ten onrechte dat de echtscheiding door
de Amsterdamse rechtbank werd uitgesproken. Indien überhaupt nog de echtscheiding door een
Nederlandse rechtbank werd uitgesproken, dan is dat vermoedelijk de arrondissementsrecht
bank te Arnhem geweest. Ik nam de moeite niet dat te onderzoeken. Geïnteresseerden zullen de
registers der burgerlijke stand moeten raadplegen; het archief van de Arnhemse rechtbank ging
in de tweede wereldoorlog bijna geheel in vlammen op.
37 Zie nt. 3.
36 Archief Arr.rb. 's-Hertogenbosch, Beschikkingen 1850, le halfjaar, inv. nr. 211.
33 Voor de bepaling van de datum van indiening van een request is men aangewezen op de gedateer
de mededeling, dat het verzoek in handen is gesteld van de Officier van Justitie; de requesten zelf
waren doorgaans niet gedateerd.
[335]