Objektief gezien is een archiefdienst echt niet zo'n zwaarwegende instelling. De maat
schappelijke betekenis van b.v. een energiebedrijf is vele malen groter. Hoeveel groter
is een kwestie van waardering en is in feite niet meetbaar. Bij vernietiging van archivalia
van overheidsinstellingen zal men normaal alleen dat proberen te bewaren, wat het be
leid ten principale weergeeft, en niet de stukken betreffende de taakuitvoering, tenzij
deze van juridisch en historisch belang zijn. De taak van een archiefdienst levert een
zeer bescheiden hoeveelheid stukken op waaraan hij zelf rechten ontleent, maar voor
zover mijn fantasie reikt, geen enkel stuk dan voor anderen van juridisch belang is. De
taak zal ook de loop der geschiedenis beslist niet beïnvloeden. Er kan dus in het archief
van het archief wel degelijk flink vernietigd worden.
Een groot deel van deze archieven bestaat uit brieven waarin inlichtingen worden ge
vraagd en de kopieën van de verstrekte informatie. Op grond van de vernietigingslijst
mogen al die stukken vernietigd worden, ook al bevatten zij nog zulke interessante ge
gevens. De archiefwaarde van deze bescheiden is welhaast nihil, maar de dokumentaire
waarde kan erg groot zijn. Iets anders is, dat men niet moet gaan vernietigen zolang de
ze stukken nog vaak geraadpleegd worden, maar een bestanddeel van pakweg 10 jaar
oud, waar zo af en toe wel eens gebruik van wordt gemaakt, kan beter in de recycling
worden gebracht, zeker als de basisgegevens toch worden bewaard.
Uiteraard is het niet de bedoeling een genealogie, waarin drie dagen werk zit, zonder
meer te vernietigen, maar men hoeft hier echt niet zo voorzichtig mee te zijn.
Bij de archiefordening zou, naar mijn mening, van meet af aan een scheiding moeten
worden gemaakt tussen: A. inlichtingen met wetenschappelijke en dokumentaire waar
de, en B. inlichtingen van geen belang. Deze laatste kategorie moet zeer groot zijn. Tij
dens de dynamische periode zou er binnen kategorie A een werkbare, maar niet diep
gaande onderverdeling moeten zijn, zodat de stukken in deze fase toch gemakkelijk te
rug te vinden zijn. Wanneer het punt is bereikt waarop een andere dienst of bedrijf de
stukken naar de archiefbewaarplaats zou behoren over te brengen, en de verstrekte in
lichtingen dus allang vernietigd zouden moeten zijn, zouden de bescheiden uit kategorie
A nader toegankelijk dienen te worden gemaakt. De archiefsystematiek is daarvoor
niet voldoende. Dit zou kunnen gebeuren als onderdeel van de inventarisatie, maar ook
(en dit lijkt mij beter) door opname in de bibliotheek, waar een en ander diepgaand do-
kumentair toegankelijk kan worden gemaakt. Uiteraard kan dit tijdstip ook eerder lig
gen en dat schijnt mij beter toe. Ik denk hierbij aan de bekende 1 O-jaren-blokken.
Iets wat mij ook verbaast is het feit, dat er nog geen archiefkode voor archiefdiensten
bestaat. De kode V.N.G. is een middel tot uniformering, waarbij het de bedoeling is, dat
voor taakonderdelen van diverse diensten en bedrijven, die onvoldoende zijn uitgewerkt,
deelkodes worden ontwikkeld. Ik vind het merkwaardig dat een deelkode niet allang uit
de wereld der archivarissen is voortgekomen. Juist van hen zou men dat verwachten. Ik
heb overigens goede hoop, dat een dergelijke deelkode spoedig zal verschijnen.
Hans Bekker
[316]
Repliek van de historievrienden
Gaarne zouden wij willen reageren op wat onze gewaardeerde collega Fasel in zijn reak-
tie (zie NAB, jrg. 86, afl. 2/3) op ons artikel: 'Mag de archivaris de V.V.A.-inventaris
van de registrator uiteindelijk als de zijne beschouwen?' (zie NAB, jrg. 86, afl. 1) alle
maal naar voren brengt. Teneinde één en ander zo overzichtelijk mogelijk te houden
hebben de historievrienden hoe vereerd zijn wij met deze bijnaam maar gekozen
voor een puntsgewijze aanpak.
1Fasel heeft gelijk, wanneer hij in het begin van zijn 2e alinea stelt dat wij een aantal
argumenten aanslepen die met de zaak als zodanig niets te maken hebben. Deze in
stemming komt voort uit de constatering dat de zaak zoals Fasel die ziet, niet de on
ze is! Het gaat er namelijk (ook) niet om of de archivaris gerechtigd is een door een
registrator vervaardigde inventaris te vervangen door één van zijn hand. Fasels ant
woord hierop onderstrepen wij zondermeer! Maar, of de archivaris gezien zijn taak
met betrekking tot het toegankelijk maken van de archieven genoegen mag nemen
met de V.V.A.-inventaris. Een wezenlijk verschil dachten wij.
2. Dan onze opmerking: het bekijken in een breder perspectief, nodig voor een inven
taris afgestemd op historisch onderzoek, is de registrator niet eigen. Fasels reaktie
hierop, dat dit voor de registrator een denigrerende opmerking is, ligt in het verleng
de van enkele mondelinge reakties die wij mochten ontvangen. Onze bijdrage zou
het contact tussen de archivaris en de registrator weer kunnen verstoren. Zelfs was
er iemand kotsmisselijk geworden! De uitdrukking vernederend ontbrak evenmin.
Blijkbaar is de laatste alinea van ons artikel voor diegenen die deze opmerkingen
hebben gemaakt, niet duidelijk genoeg geweest. Daarom deze korte en naar wij nu
maar hopen wel duidelijke aanvulling. Zij die veronderstellen dat wij niet zouden
beseffen wat er zich allemaal binnen de registratuurwereld afspeelt, vergissen zich.
Uit eigen ervaring in het nabije verleden en uit nog dagelijks voortdurende contac
ten weten wij het werk van de registrator in vele opzichten zondermeer te waarderen
en te respecteren. Menig vakgenoot zou van hun wijze van aanpak nog veel kunnen
leren. Ook wij doen dat geregeld. Bedoelde uitdrukkingen geven aan dat voor een
aantal personen de juiste verhouding tussen de inventarisatietaak van de registrator
en die van de archivaris blijkbaar is vervaagd. Of zou ze er voor hen nooit geweest
zijn?
En nogmaals, opdat ook hier het misverstand wordt weggenomen. Ook wij zien de
[317]