III. Archiefwetgeving
Op 3 januari 1979 werd een nieuwe archiefwet afgekondigd (nummer 79-18), waarbij
alle vorige wetten, ook die uit de Franse Revolutie, buiten werking werden gesteld.
Na een minutieuze omschrijving van het begrip 'archives publiques' volgt de bepaling
dat archieven vóór overdracht dienen te worden geschoond volgens afspraken, die de
archiefvormende instantie en de archiefdienst in onderling overleg hebben gemaakt.
De openbaarheid en de beperkingen daarvan zijn als volgt geregeld: Stukken die vóór
de overdracht aan een archiefbewaarplaats reeds zonder restricties door derden konden
worden geraadpleegd op grond van artikel 1 van de wet van 17 juli 1978 nummer 78-758
'portant diverses mesures d'amélioration des relations entre l'administration et le pu
blic et diverses dispositions d'ordre administratief, social et fiscal' (vgl. onze Wet
Openbaarheid Bestuur), blijven na overdracht openbaar. Daarentegen blijft artikel 6
van diezelfde wet, waarbij inzage van stukken betreffende o.a. de nationale defensie,
de buitenlandse politiek, de veiligheid van de staat, handels- en industriële geheimen,
door de wet beschermde geheimen, alsmede persoons- en medische dossiers door de ad
ministratie aan derden kan worden geweigerd, van kracht, ook al worden de betreffen
de stukken naar een archiefbewaarplaats overgebracht. Problemen met betrekking tot
inzage van deze stukken kunnen worden voorgelegd aan een speciaal daartoe in 1978
ingestelde 'commission d'accès aux documents administratifs', waarin o.a. leden van
de Conseil d'Etat, vertegenwoordigers uit het Parlement en het Hoger Onderwijs, de
Directeur-Général des Archives de France en de Directeur de la Documentation
Frangaise zitting hebben.
Ten aanzien van de overige documenten geldt het principe van openbaarheid na 30
jaar, met uitzondering van: le. stukken met medische gegevens over personen (150
jaar na de geboortedatum van de betreffende persoon openbaar); 2e. persoonsdos
siers (120 jaar na de geboortedatum van de betreffende persoon openbaar); 3e. stuk
ken betreffende juridische procedures (inclusief gratieverleningen), alsmede notariële
acten, registers van de Burgerlijke Stand (100 jaar na dato openbaar); 4e. stukken
met persoonsgegevens, verzameld in het kader van statistisch onderzoek (100 jaar na dato
openbaar), en ten slotte stukken betreffende de persoonlijke levenssfeer, de veiligheid
van de staat en de nationale defensie (60 jaar na dato openbaar). Toestemming tot inzage
van deze niet-openbare bestanden (met uitzondering van de onder 4 genoemde) kan uit
sluitend worden verleend door de Directeur-Général des Archives de France. Het is overi
gens onduidelijk hoe de relatie is tussen de wet van juli 1978 en de archiefwet van 1979.
Voorts wordt in de archiefwet veel aandacht geschonken aan de 'archives privées'. De
ze kunnen, voor zover zij voor de geschiedenis van de Franse natie van belang worden
geacht, op initiatief van de eigenaar of op voorstel van de archiefdienst op een 'monu
mentenlijst' worden geplaatst. Aldus beschermde archieven (momenteel 13, waaronder
de papieren van Jeanne d'Arc) mogen niet worden verkocht, vernietigd of naar het bui
tenland geëxporteerd zonder voorkennis van de Staat.
[294]
Ingeval van verkoop van (stukken uit) zo'n archief, heeft de Staat het 'droit de préemp-
tion', ingeval van export het 'droit de retention' of als het naar de mening van archi
varissen om minder belangrijke stukken gaat het 'droit de microfilmage'.
De eigenaren van beschermde archieven kunnen bij het inventariseren en restaureren de
hulp van archivarissen inroepen.
De zwijgplicht van archiefambtenaren ten aanzien van de aan hun zorgen toevertrouw
de openbare en particuliere archieven wordt in de wet nadrukkelijk vermeld.
Tegelijk met de archiefwet werden een viertal 'décrets d'application' uitgevaardigd (3
december 1979 nummers 79-1037 t/m 79-1040), die betrekking hebben op respectieve
lijk de organisatie van de archiefdienst, het beschikbaar stellen van archivalia, het ver
vaardigen van kopieën en authentieke afschriften en de 'archives privées'.
IV. Acquisitie
Overdrachten van archieven van de ministeries (behalve die van Buitenlandse Zaken,
Defensie, Justitie en Financiën) en andere centrale regeringsorganen worden voorbe
reid door conservateurs van de section contemporaine des Archives Nationales. Zij
worden 'missionaires' genoemd als ze door een ministerie of een centraal regeringsor
gaan speciaal zijn aangesteld met de bedoeling om archiefoverdrachten voor te be
reiden. Deze situatie doet zich voor bij de bureaux van de president van de Republiek,
de premier, en voorts bij de ministeries van Landbouw, Industrie, Binnenlandse Zaken,
P.T.T., Solidarité Nationale, Temps libre, Vervoer, Urbanisme et Logement, en ten
slotte de Académie de Paris. In alle overige gevallen treden diezelfde 'missionaires' op
als 'archivistes de liaison' en adviseren in die hoedanigheid één of meerdere ministeries
bij de voorbereiding van overdrachten. De assistentie die de betreffende diensten aan
de conservateurs verlenen in de vorm van kantoorruimte en het beschikbaar stellen van
hulpkrachten loopt kwalitatief en kwantitatief zeer uiteen. Aangezien de depots van de
Archives Nationales vol zijn en de wet verbiedt om in Parijs een nieuw archiefgebouw
te zetten, worden de recente archieven in de Cité des Archives te Fontainebleau gedepo
neerd.
Overdrachten van departementale archieven dienen te worden gerealiseerd in goede sa
menwerking met de leden van het departementaal bestuur, in het bijzonder de 'secrétai
re général du departement', onder wie alle personeelszaken en aangelegenheden betref
fende gebouwen ressorteren. In de voorstellen tot decentralisatie van het bestuur zijn
geen bepalingen omtrent de archieven opgenomen, waardoor te dien aanzien veel
onduidelijkheid is ontstaan.
Bij de acquisitie van particuliere archieven gaat men, mede onder invloed van een in
1973 opgerichte 'commission de sauvegarde des archives privées contemporaines',
waarin vertegenwoordigers van de universiteit, de 'Fondation nationale des Sciences
politiques' en archivarissen zitting hebben, sedert enige jaren meer systematisch te
werk. Zo heeft men zich bijvoorbeeld geconcentreerd op de archieven van ministers,
[295]