Boekbespreking Dr. Marijke Donkersloot-De Vrij, Topografische kaarten van Nederland vóór 1750. Handgetekende en gedrukte kaarten, aanwezig in de Nederlandse rijksarchieven. Wolters-Noordhoff bv/Bouma's Boekhuis bv, Groningen 1981, (8) en 223 blz. geïll. f 155,— (dissertatie). Wordt er in de archiefwereld hard gewerkt aan de toegankelijkmaking van de archie ven, getuige zowel de sterk groeiende stroom archiefinventarissen van de laatste jaren, als ook de archiefoverzichten, waarvan nu inmiddels acht delen verschenen zijn, min der vlot gaat het met de ontsluiting van ons kaartenbestand in Nederland. Het is dan ook erg verheugend dat de dissertatie van mevrouw dr. Marijke Donkersloot-De Vrij in deze lacune voor een deel voorziet. Haar proefschrift betreft globaal, zoals de titel zegt, de 'topografische kaarten van Nederland vóór 1750', d.w.z. zowel de handgetekende als de gedrukte kaarten, niet alleen in één collectie of één archief maar liefst 'aanwezig in de Nederlandse rijksarchieven'. Hiermee zijn dus in één klap 11 collecties over ge noemde periode meer toegankelijk. Niet echter volledig, want in haar inleiding geeft mevrouw Donkersloot zelf al enige beperkingen aan. Allereerst zijn niet alle topografische kaarten uit deze periode opgenomen: 'Daargela ten dat nog steeds kaarten opduiken uit de niet (of niet grondig genoeg) geïnventariseer de archieven, zou dit alleen al gezien de grote hoeveelheid van kaarten een onbegonnen zaak zijn. Slechts de kaarten die naar mijn oordeel voldoende of belangrijke topo grafische gegevens bevatten zijn opgenomen.' Dat is natuurlijk erg subjectief. Schrijf ster erkent dat ook, doch het is een noodzaak, zeker in het kader van dit werk. Het is subjectief omdat het uitgesloten moet worden geacht, dat één persoon, ook al zou hij zich jaren lang met topografie hebben bezig gehouden, van alle kaarten kan beoordelen of deze voldoende en belangrijke' informatie geven. Zou bijv. een bepaalde kaart wei nig of geen nieuwe gegevens bevatten, maar als enige bijv. een tol, een molen, een brug of iets dergelijks vermelden, dan kan ik me voorstellen dat die kaart juist bij een lokaal onderzoek of een onderzoek naar het betreffende onderwerp als tollen, molens of brug gen bijzonder belangrijk kan zijn. Doch we mogen aannemen dat schrijfster met de be treffende kaartbeheerders en archiefmedewerkers vooral in twijfelgevallen overleg heeft gepleegd. Uit eigen ervaring weet ik het in elk geval. Want bij haar onderzoek destijds op het rijksarchief te Haarlem hebben we diverse malen van gedachten gewis seld over bepaalde kaarten. Ook buiten het onderzoek vallen de stadsplattegronden, hoewel de schrijfster erkent [250] Ook buiten het onderzoek vallen de stadsplattegronden, hoewel de schrijfster erkent dat inventarisatie daarvan zeker gewenst is, temeer daar sommige stadsplattegronden tevens belangrijke informatie verschaffen over de directe omgeving. Omdat de zeekaarten (paskaarten) door karakter en specifieke functie ook een afzon derlijke inventarisatie vragen, hoewel ze met name voor de kustgebieden nogal eens be langrijke topografische informatie bevatten, zijn ook deze kaarten buiten het onder zoek gelaten. Verder ook de Hattinga's en de talloze en veelal van elkaar afgeleide, gedrukte atlas kaarten die losbladig in kaartverzamelingen worden opgenomen. Behoudens deze beperkingen gaat schrijfster anderzijds toch hier en daar verder dan de op de titelpagina genoemde rijksarchieven. Zo heeft zij uitzonderingen gemaakt 1 voor enige vroeg 16e eeuwse kaarten, die vaak geïsoleerd buiten de kaartenverzamelingen worden bewaard en, ondanks vermelding ervan in publikaties, onvoldoende bekend zijn en 2 enige belangrijke kaarten, waaronder wandkaarten, om de studie meer volle dig te maken. Voor de beperking kunnen we begrip hebben, voor de uitbreiding hebben we slechts lof. Onder de 826 nummers tellen we nl. een kleine 100 kaarten waarvan als vindplaats behalve een of meer rijksarchieven, ook andere instellingen als gemeente archieven, universiteiten, musea, bibliotheken etc. worden vermeld. Bovendien komen er enige kaarten voor waarvan een der rijksarchieven alleen maar een kopie of foto heeft (bijv. nrs. 203, 437, 466, 680, 683) terwijl het origineel elders berust, of waarvan geen enkel rijksarchief zelfs een kopie heeft (nrs. 327, 646, 653, 655, 659, 668, 696, 698, 734, 775). Indien er soms van een kaart meerdere drukken bestaan komt het voor dat een der drukken niet op een rijksarchief aanwezig is. Zo vinden we alleen de 4e druk van de onlangs heruitgegeven kaart van Jacob A. Colom op enige rijksarchieven, de le, 2e en 3e druk zullen we elders moeten zoeken (nr. 704). De grote kaart van Holland van Balthasar en (Frans) Floris van Berkenrode, 4 x uitgegeven nl. 1621, 1651, 1656 en 1682 zullen we tevergeefs op een rijksarchief zoeken (nr. 703. Vgl. ook de nrs. 746, 763, 764, 766, 767). Hoewel de schrijfster in deze gevallen afwijkt van het in de ondertitel aange kondigde, moge we haar voor dit surplus alleen maar dankbaar zijn. Het boek wint daarmee nog meer aan waarde. Dit zelfde geldt ook voor haar beschrijving, zonder nummer, op blz. 128 van de provin- ciekaarten van Jacob van Deventer, gekarteerd tussen 1536-1547, in druk uitgegeven in Mechelen tussen 1556-1560, die allen verloren zijn gegaan. De beschreven reproducties uit 1941 werden vervaardigd naar Antwerpse drukken, die ook allen m.u.v. de kaart van Gelderland en die van Zeeland, in 1945 door oorlogshandelingen verloren zijn ge gaan. De reproducties van 1941 zijn op diverse rijksarchieven te raadplegen. Hetzelfde geldt ook voor de 17 bladige kaart van Nederland (16 bladen hebben betrekking op het huidige Nederland) van Christiaan's Grooten, 1568-1573, die bewaard worden in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Deze gekleurde manuscriptkaarten werden in 1961 ongekleurd, maar op ware grootte te Leiden gereproduceerd en zijn in de meeste rijks archieven wel te raadplegen. Na een algemene inleiding geeft mevr. Donkersloot-De Vrij een kort maar zakelijk overzicht van De kaartverzamelingen in de rijksarchieven (blz. 6-22). Per rijksarchief vertelt ze ons iets over samenstelling, omvang, herkomst en toegankelijkheid van de [251]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 78