de
Zf 7 "T IanD~ZZZ b,„„
f/n"boidt H'M"k de ot">nen' =K- no1
aldus Delahaye. Leupen maakt hiervan een verwoesting in 1047 door de hertog van
pper-Lotharingen, maar dat zal een interpretatiefout zijn.
i?469tUPhn de|b™Ten,d'!;dUldelijk na3r N°y0n WijzCn' WCg laat'is Seen 'fielterij'
(P. 469), hij wil slechts de bronnen voor Nijmegen aanwijzen en begaat daarbij een
blunder waai- Delahaye zo triomfantelijk over is, dat hij er twee paragrafen aan
wijdt onder de titels: De bisschop van Nijmegen, en Amen zei de bisschop
Delah en hTeeft Delahaye dat Ni^egen nooit een bisschopszetel was
elahaye verwijt Leupen op diverse plaatsen dat hij essentiële onderdelen van
teksten weglaat. Ik verwijt Delahaye het zelfde
Als de keizer in 806 van Thionville naar Noviomagum gaat over water, dan
"'rQU/e_enrt Delahaye om dat mogelijk te maken de kanalen van Drusus en Cobulo
(p. 69/70, op p 157 betwijfelt Delahaye overigens de bevaarbaarheid van de beide
Rheanum'mle f dat de VOer ^oselm e
Rhenum (Bronnenboek nr. 25). Nog steeds stroomt de Moesel af naar de Rijn
ook al verzwijgt Delahaye dat. En waar hij de Moesel en de Rijn wel vermeldt (p'
150), verzwijgt hij het uitgangspunt Thionville. In 821 gaat de keizer van Aken naar
lomagum per Mosam'. Hoe je via de Maas van Aken naar Noyon kunt ko-
(P 470) Hef <6en ET nad£r aang6dUide FranSe bron dat beweert> mij een raadsel
(P. 470). Het per Mosam' wordt door Delahaye verzwegen. Een tekst die Delahaye
hier overslaat, is het verhaal van de bouw van het paleis te Noviomagum 'super Va-
halem fluvium, qui Batavorum insulam a parte meridiana praeterfluit'. Volgens
Delahaye was in Noyon al een paleis vóór die tijd. Leupen dateert dit bericht overi-
Na 843 hadden koningen en keizers als Lotharius I, Lotharius II, Lodewijk (de
zoeken. Toch is ook dan sprake van het palacium regium te Neomaga (856), het pa-
kar^Otto^eehad hbh^h"9^' NeUmag° USQUe regio palatio (956)- welk belang
hZ V J een translatie van «üeken naar Noyon, weliswaar een
belangrijke stad, maar toch buiten zijn rijk gelegen?
Samenvattend: als in de bronnen sprake is van Noviomagum of Neomagum en der-
g ijke zalI van geval tot geval bekeken moeten worden of het Nijmegen, Nyon (in
2 TS£nan; Neumagen (aan de Moesel), Nyons (in Frankrijk) of Noyon is
duLTk T 315 Nijmegen vóór 1046 met de naam Noviomagum aange-
du dtk'n worden, er geen bezwaar onder Batua de huidige Betuwe te verstaan
ij i er van uit ga dat Delahaye voor de goederen van de abdij van St. Vaast
"ei98i°nnrbf0ekHVa r^ijmeêen M Chr-I247> door P. Leupen en B. Thissen is
mee! ct1°J verschenen als uitgave van het gemeentearchief van Nijmegen (Nij
S rifhet'dat h H Hie,ri" handhaaft LeuPen bissen) de bisschop van Nijmegen in
1024, zij het dat h,j in de inleiding uitlegt dat het toch geen bisschop was.
oor Delahaye was dit aanleiding om een afzonderlijke publicatie samen te stellen onder de
tel De bisschop van Nijmegen'. Deze nieuwe publicatie van Delahaye verscheen tijdens het
nenboek, noch aan de Bisschop van Nijmegen aandacht besteed.
te Atrecht in 'pago Baduano' (OSU 151) gelijk heeft, als hij stelt dat deze goederen
tussen Atrecht en Noyon gesitueerd moeten worden. Het gaat mij echter te ver om
Batavodurum tot Béthune (kaart p. 116) om te dopen. Bathuana (p. 391) is meer
waarschijnlijk.
Het eerste deel van het Oorkondenboek van het Sticht Utrecht, uitgegeven door S.
Muller Fzn. en A. F. Bouman in 1920, bevat wel meer oorkonden waarvan twijfel
achtig is of ze er in thuis horen, maar er ontbreken nog meer, waarvan zeker is dat
ze in dit oorkondenboek opgenomen hadden moeten worden. Een herziening van
het eerste deel is dringend noodzakelijk!
Ook al zou Delahaye gelijk hebben dat de naam Betuwe niet is afgeleid van de
volksstam der Batavi, dan nog acht ik het niet uitgesloten, dat beide namen in het
zelfde gebied - weliswaar gescheiden door enkele eeuwen - thuis horen.
De Peutingerkaart. Wie deze kaart, afgebeeld op de bladzijden 104 en 105, goed
bestudeert, ziet onder de A van Francia Noviomagi staan en rechts iets lager twee
maal Noviomagus. Delahaye rept daar niet over en concentreert zich op het bovenste
Noviomagi, waarvan hij wil aantonen dat dit Noyon is. Ik beweer dat het linkse van
de beide 'Noviomagus' Noyon is, omdat het ligt tussen Durocortoro en Corobilium,
dat zijn Reims (Durocortorum civitas, bij Graesse, Orbis Latinus, Dresden 1861) en
Corbeil (Corbolium bij Graesse). Heel duidelijk is dat het bovenste Noviomagi tus
sen twee rivieren ligt, waarvan de onderste Mose wordt genoemd en de bovenste Re-
nus. Delahaye beweert dat de streek tussen beide rivieren niet in Nederland gelegen
kan zijn, omdat als dit wel zo zou zijn, daardoor een gebied van 400 km (van noord
naar zuid) in België en Noord-Frankrijk verdonkeremaand zou worden. Ik deel zijn
mening niet. Passen we een eenvoudige truc toe: we meten de afstand op de Peutin
gerkaart tussen Gesocribate (Brest, gelegen aan de kust boven de inham die Sinus
Aquitanicus heet), Coriallo (Cherbourg) en Bononia (Boulogne, op de kaart boven
Gesocribate gelegen; ik hoop dat Delahaye het met deze verklaringen eens is). We ex
trapoleren de gemeten afstanden naar Lugduno (nog weer iets daarboven gelegen) en
kijken op de tegenwoordige kaart, waar we - ergens langs de kust - uit kunnen komen.
Lugduno Bononia Coriallo Gesocribate in werkelijk-
Lugduno x y z heid hemels-
Bononia 15 mm 255 km 500 km breed
Coriallo 24 mm 16 mm 245 km
Gesocribate 39 mm 24 mm 8 mm
(Op de Peutingerkaart)
Dat betekent een schaal van 1 15.937.500 tot 1 30.625.000 en gemiddeld 1
20.833.333. Laten we alle drie de schalen gebruiken voor het berekenen van de af
stand van de drie zekere plaatsen naar het onzekere Lugduno, dan krijgen we
voor de afstand Bononia-Lugduno, x 240-460 km, met een gemiddelde van
312,5 km;
voor de afstand Coriallo-Lugduno, y 382,5-735 km, met een gemiddelde van 500
km;
voor de afstand Gesocribate-Lugduno, z 620-1195 km, met een gemiddelde van
812,5 km.
[239]
[238]