turele aanpak moeten komen in de komende jaren, om het materiële behoud te kun
nen waarborgen
4. Ten vieide wiï ik nog iets zeggen over de toekomstige ontwikkelingen, waarover ook
de staatssecretaris heeft gesproken. Ik wil hem daarbij niet herinneren aan het gege
ven dat het bijna al weer drie jaar geleden is, dat alle Nederlandse provincies als hun
standpunt hebben kenbaar gemaakt dat de rijksarchieven in de provincie dienen te
worden omgezet in provinciale diensten. Wij hebben daarop van C.R.M. nog geen
reactie vernomen, maar het zal u niet verbazen dat de provincies dit standpunt nog
steeds handhaven en daarvoor ook steeds meer steun vinden. Ik wil wel iets zeggen
over de mogelijke verplichting tot aanstelling van gemeentearchivarissen.
Indien het daartoe zal gaan komen, dan zal dit voor onze provincie met zijn nage
noeg sluitend net van archiefdiensten weinig practische gevolgen hebben, maar wel
worden ervaren als een erkenning van datgene wat hier op vrijwillige basis werd be
reikt. Een wettelijke verplichting alleen zal echter niet tot een betere archiefzorg
zonder meer leiden. De verdere ontwikkeling van deze zorg op lokaal en regionaal
niveau zal mede afhangen van aanvullende maatregelen, zoals het decentraliseren
van thans nog door het rijk bewaarde plaatselijke archieven en, zoals dat bij decen
traliseren hoort, het meegeven van de nodige financiële middelen. Wij wachten»
daarom met belangstelling de definitieve Nota Archiefbeleid af en geven de staatsse
cretaris gaarne in overweging daarbij te bezien of het wettelijk instrumentarium van
de provincies nog wel toereikend is, gezien de snelle ontwikkelingen van het archief
wezen. In ieder geval staat vast dat het streekarchief Zuid-Oost Brabant bij de
vormgeving van die toekomstige ontwikkelingen een belangrijke rol zal spelen. In de
archiefwereld bevat de nu tot stand gekomen regeling een experimentele vorm. De
ervaringen die bij het uitwerken van die experimenten worden opgedaan, zijn van
betekenis, niet alleen voor dit gebied maar ook daar buiten.
Eindrapport van de Commissie regeling archiefruimten
Regelen omtrent de bouw, verbouwing, inrichting en verandering van inrichting van ar
chiefbewaarplaatsen en de ingebruikneming van gebouwen of gedeelten van gebouwen
als archiefbewaarplaats, alsmede van de overige ruimten bestemd voor bewaring, be
heer en raadpleging van archiefbescheiden (artikel 6 en artikel 2, 1ste lid, van de Ar
chiefwet 1962).
februari 1982
Inhoudsopgave
1. Inleiding
1.1. Voorgeschiedenis132
1 -2. Samenstelling en taak van de commissie134
1.3. Wettelijke achtergronden135
1.4. Belangrijkste geraadpleegde literatuur137
2. Terminologie137
3. Ontheffings- en overgangsbepalingen, ingebruikneming 139
4. Situering, algemene eisen141
5. Onderdeel: archiefbewaarplaats143
5.1. Constructieve eisen143
5-2. Afwerking, diverse bouwkundige voorzieningen145
5.3.1. Bouwkundige inrichting345
5.3.2. Brandbestrijding,-preventie en-melding146
5.3.3. Meubilering
6. Onderdeel: archiefdienstruimten148
7- Klimaat, milieu en verlichting, algemeen149
7.1. Klimaat, milieu en verlichting in de archiefbewaarplaats 151
7-2. Klimaat, milieu en verlichting in archiefdienstruimten, uitgezon
derd expositieruimten en restauratie-ateliers 153
7.3. Klimaat, milieu en verlichting in expositieruimten154
7-4. Klimaat en verlichting in restauratie-ateliers154
8- Inrichting en bijzondere bouwkundige eisen voor restauratie
ateliers
9- Onderdeel: ruimten bestemd voor niet-overgebrachte archieven 156
Bijlage I Toelichting op 7.1.1., 7.1.2. en 7.1.10., alsmede op 9.3.4.1.,
9.3.4.2. en 9.3.4.8.: twee vormen van klimaatbeheersing 162
Bijlage II Toelichting op 7.1.3. en 9.3.7.4.: luchtverontreiniging 167
Bijlage III Beheersvoorschriften172
Zoals op blz. 10 van de eerste aflevering van deze jaargang werd aangekondigd verschijnt
thans de definitieve versie van dit rapport in druk. Men leze ter aangehaalder plaatse hoe het
bestuur van de Vereniging van Archivarissen zich de verdere gang van zaken in deze voorstelt.
[131]
[130]