Om twaalf uur vond de officiële ontvangst ten stadhuize plaats, aangeboden door het College van Burgemeester en Schepenen. In de gebruikelijke toespraken van burge meester Vansina en van de heren dr. F. A. Brekelmans namens de Nederlandse en dr. G. Asaert namens de Belgische collega's werd o.a. gepleit voor de aanstelling van een heeltijdse archivaris voor de stad en de inrichting van een regionaal rijksarchiefdepot ter plaatse. Leuven is de enige Belgische universiteitsstad waar een dergelijk depot ont breekt. Na het drinken van de erewijn vertrok het gezelschap naar de Faculty Club op het Groot Begijnhof. Tijdens het daar genoten middagmaal werd bekend gemaakt, dat de volgende Brabantse Archivarissendag te Eindhoven zal worden gehouden. 's-Middags volgden de meeste collega's een door gastheer Roegiers geleide wandeling langs de voornaamste historische gebouwen van stad en universiteit. Een aantal ande ren bracht een bezoek aan het KADOC en de universiteitsbibliotheek om o.a. kennis te maken met de automatisering van de informatie. Niet alle collega's namen tenslotte deel aan de Brabantse koffietafel in de Salons Georges op het Hogeschoolplein. Een bijzonder geslaagde drieëntwintigste Brabantse Archivarissendag werd daarmee beslo ten. Naschrift De tweeëntwintigste Brabantse Archivarissendag werd gehouden te Breda op 9 en 10 oktober 1980. Door omstandigheden is daarvan geen verslag in het Nederlands Archie venblad verschenen. Voor de volledigheid geef ik hier een kort overzicht van de zaken, die toen aan de orde zijn geweest. Op donderdagavond 9 oktober kwamen de archivarissen bijeen op Bouvigne waar, na de begroeting door de gastheer dr. F. A. Brekelmans, de feestelijkheid van het samen zijn werd verhoogd door het optreden van de muziekgroep 'Au Joly Bois' o.l.v. Hans Goddefroy. Op vrijdag 10 oktober 1980 werd de wetenschappelijke zitting gehouden in de Lutherse kerk aan de Veemarktstraat. Er werden twee inleidingen gehouden. Onder getekende sprak over De inventarisatie van het oud-archief van de stad Breda. Dr. P. de Ridder, archivaris bij het Algemeen Rijksarchief te Brussel, hield een bijzonder boeiend betoog over het Taalgebruik te Brussel vóór 1500 in het licht van een systema tisch archiefonderzoek. Uit dat onderzoek is duidelijk geworden dat Brussel toen nog een volledig Nederlandstalige stad was. Ook later is dat nog lang zo gebleven. Aan het einde van het Ancien Régime sprak zowat 90% van de Brusselaars nog Nederlands.4 De ontvangst namens het gemeentebestuur door de wethouder voor cultuur, jhr. R. G. P. Sandberg, vond plaats in het Stedelijk en Bisschoppelijk Museum aan de Gro te Markt. 's-Middags werd met autobussen een excursie gemaakt naar Hoogstraten, waar het gezelschap in de St.-Catharinakerk op voortreffelijke wijze werd rondgeleid door notaris A. van den Bossche. J. M. F. IJsseling 4 Zie P. de Ridder, 'Peilingen naar het taalgebruik in Brusselse stadscartularia en stadsrekenin gen Xllle - XVe Eeuw', in: Taal en sociale integratie 2 (1979), uitgave van het Centrum voor Interdisciplinair onderzoek naar de Brusselse taaltoestanden, Vrije Universiteit Brussel. [88] Kroniek Der Archivar, jrg. 34 (1981) In een uitgebreid artikel (nr. 1, kol. 39-58) behandelt S. Büttner de verhouding over- heidsregistratuur - staatsarchiefdiensten, een relatie die in Nederland wordt behartigd door archiefinspecteurs. In Duitsland is de inspectie voor verbetering vatbaar, waartoe Büttner o.a. de aanbeveling doet om voor het uitwisselen van ervaringen regelmatig bij eenkomsten van met inspectie belaste collega's te houden. De tegenstelling tussen enerzijds het goed van de openbaarheid van documenten en an derzijds het goed van de bescherming van de privacy van personen, beperking van de openbaarheid of zelfs vernietiging van documenten eisende, heeft de pennen nogal in beweging gebracht: diverse artikelen en boekbesprekingen leggen er getuigenis van af. G. Granier opent de rij (nr. 1, kol. 59-64). Volgens deze schuilt er een gevaar in het feit dat de publieke opinie archieven en openbaarheid onlosmakelijk met elkaar verbonden acht. Uit vrees voor inbreuken op de privacy zou men te snel tot vernietiging van docu menten met gegevens betreffende personen bereid zijn. Niets anders dan ongezouten critiek heeft hij dan ook over voor de uitspraak als zouden de taken van de archief dienst voortvloeien uit het gebruik dat van archieven wordt gemaakt. De belangrijkste taak is toch zonder meer het veilig stellen van de schriftelijke overlevering, het bewaren van getuigenissen uit het verleden en de acquisitie van die van de tegenwoordige tijd, om beide aan toekomstige generaties door te kunnen geven. Uitdrukkelijk wijst Gra nier ook op de functie van de archiefdienst als verlengstuk van de overheidsadministra tie. Het overbrengen van archivalia naar de archiefdienst is niet aan te merken als het beschikbaar stellen van gegevens in de zin van de Wet op de bescherming van de priva cy, zo poneert hij. Bewaring bij de archiefdienst is gelijk te stellen met bewaring bij de registratuur. Vernietiging van persoonsgegevens dient onderworpen te zijn aan dezelfde principes als de overige archivalia, en dus ook pas vernietiging van documenten na toestemming van de archivaris. (Zie verder: nr. 1, kol. 197-204; nr. 3, kol. 359-364; nr. 4, kol. 469-474; kol. 542-544 en 575-576). W. A. Kropat en B. Helfer nemen het Perspektivplan für die Staatliche Archivverwal- tung in Baden- Württenberg onder de loupe (nr. 2, kol. 221-228). Er is het perspectief van een verslechterende economische situatie en daarmee gepaard gaande bezuinigin gen in de overheidssfeer. Wat in de jaren zestig nog een mogelijkheid scheen nl. voor nieuwe taken extra personeel dat zal in de jaren tachtig moeilijk te verwerkelijken zijn. Met het bibliotheekwezen als voorbeeld heeft men de personeelsbehoefte trachten [89]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1982 | | pagina 47