Informatie en oriëntatie van de gebruiker,
verslag van de 20e Table Ronde des Archives te Oslo,
3-7 september 1981
I. Algemeen
Van 3 tot en met 7 september 1981 had de 20e Conférence Internationale de la Table
Ronde des Archives (CITRA) plaats in Oslo. Leden van de CITRA zijn de nationale ar
chiefdiensten en de nationale archivarissen verenigingen. De Vereniging van Archivaris
sen in Nederland kon (dankzij een subsidie van de Centrale Directie Internationale Be
trekkingen van CRM) mij als vertegenwoordiger afvaardigen. De algemene rijksarchi
varis werd vertegenwoordigd door collega Ketelaar. Uit Nederland waren verder Van
Laar en Rinzema als secretaris van de International Council on Archives (ICA) voor
ontwikkelingssamenwerking respectievelijk secretaris van de sectie van archivarissen-
verenigingen (SPAA) van de ICA in Oslo aanwezig.
Aan de conferentie namen deel 66 personen namens 45 landen, 5 personen namens 5 in
ternationale organisaties, 3 personen namens de CITRA, 5 personen namens de ICA en
15 waarnemers uit 6 landen, d.w.z. in totaal 94 personen. Behalve de ook op voorgaan
de conferenties van de Table Ronde aanwezige leden waren er nu ook vertegenwoordi
gers uit: Colombia, Congo, de Dominicaanse Republiek, Gabon, Irak, Jordanië, Ko
rea, de Philippijnen, Ruanda, de Seychellen en Zimbabwe. Veertien deelnemers, onder
wie ik zelf, werden door hun echtgenote vergezeld.
De conferentie werd gehouden in het Helsfyrhotel, gelegen in een weinig interessante
buitenwijk in het oosten van Oslo. Het zeer hoge prijspeil van het hotel werd door vele
deelnemers als bezwaarlijk ervaren. Het ontbreken van informele ontmoetingen bevor
derende ruimten ervoer ik als een gemis.
Bleven de zittingen beperkt tot vrij formele uitwisselingen van standpunten, de werke
lijke discussies vonden in de wandelgangen en tijdens maaltijden en excursies plaats. De
aanwezigheid van echtgenotes had een positieve invloed op deze contacten. Mijn in
ziens verdient het dan ook aanbeveling in de toekomst zo veel mogelijk de deelnemers
door hun partner vergezeld te doen gaan.
II. Vergadering afgevaardigden van archivarissenverenigingen (SPAA)
Aan de bijeenkomst van de SP AA namen naast drie bestuursleden (Yougoslavië, Polen
[76]
en Nederland) vertegenwoordigers van zeven verenigingen (Canada, Frankrijk, BRD,
Nederland, Noorwegen, Spanje en VS) en enkele waarnemers deel.
De ter vergadering uitgereikte agenda telde zes punten. Deze werden in twee instanties
behandeld, eerst in een door allen bijgewoonde bestuursvergadering en vervolgens in de
ledenvergadering. De afwezigheid van de kennelijk in het verleden dominerende oud
voorzitter dr. H. Dahm, wegens ziekte waardoor enkele stukken niet ter beschikking
stonden, drukte gedeeltelijk een stempel op de werkzaamheden van beide vergaderin
gen.
Door de ziekte van de oud-voorzitter dreigt het publicatieprogramma van de SPAA in
de knel te komen. Was het de bedoeling over te gaan tot de publicatie van een bijge
werkte Directory (jaarboek-overzicht), door de vertraging van de bewerking door de
oud-voorzitter zal het bij verschijnen al verouderd zijn. Het bestuur was van mening
dat evenwel naar een uptodate bijgewerkte Directory moet worden gestreefd. In de ver
gadering werd ter discussie gesteld of niet alle verenigingen waarbij archivarissen zijn
aangesloten toegang tot de SPAA moeten kunnen krijgen en dus in de Directory moe
ten worden opgenomen. In veel landen bestaat er immers geen aparte vereniging voor
archivarissen. Dikwijls zijn bibliothecarissen, documentalisten en archivarissen lid van
dezelfde vereniging, in een groot aantal landen is bovendien de specialisatie nog niet zo
ver voortgeschreden dat de beroepsgroepen al duidelijk kunnen worden onderscheiden.
In een aantal landen wordt een vergaande specialisatie zelfs als onwenselijk beschouwd.
Er werd bij het bestuur op aangedrongen meer pogingen, dan tot dusver gedaan, in het
werk te stellen om contacten te leggen met verenigingen in andere werelddelen dan Eu
ropa, Noord-Amerika en Australië. Het in die werelddelen bij de SPAA aangesloten
aantal beroepsverenigingen staat in schril kontrast tot het aantal daar werkzame vereni
gingen. (Nu zijn bij de SPAA aangesloten: Europa: 15; N. Amerika: 2; Z. Amerika: 3;
Afrika: 2; Azië: 0; Australië: 1.) In hoeverre het bestuur voornemens is zijn activiteiten
op dit punt te vergroten viel uit de woorden van de voorzitter niet duidelijk op te ma
ken.
De voorzitter deelde mee een onderzoek naar de activiteiten en behoeften van de aan
gesloten verenigingen voor te bereiden. De vergadering legde zich, na een lange discus
sie, neer bij de door de voorzitter voorgestelde aanpak van het onderzoek. Een zinvol
resultaat werd niet door iedereen verwacht. In een volgende vergadering zal worden be
oordeeld of de uitkomst bruikbaar zal zijn voor het opzetten van een program van actie
voor de SPAA.
Voor de Internationale Archiefweken 1984 zal als thema worden aanbevolen het onder
werp dat voor het in hetzelfde jaar te Bonn te houden Internationaal Archiefcongres
door het uitvoerend comité van de ICA zal worden vastgesteld. (Archieven in een ver
anderende wereld archieven in het spanningsveld tussen technologische vooruitgang
en afnemende welvaart.)
Van verschillende zijden werd er op aangedrongen meer bilaterale contacten tussen
(vertegenwoordigers van) verenigingen te bevorderen. Wellicht zal het mogelijk zijn en
kele in 1984 te houden tentoonstellingen zo op te zetten dat zij door een zustervereni
ging kunnen worden overgenomen. De onbekendheid in archivarissenkring met de
[77]