Kerkgeschiedenis.
- keuren.
- notariële en schepenprotokollen.
- leggers van domeinen.
- procesdossiers en sententies.
- goederenlijsten/registers.
C. Dekker
1.
Godsdienst is nog steeds een belangrijk aspect van het leven voor de meeste mensen en derhalve de
moeite waard in zijn historische context bestudeerd te worden. In ons geval zal de studiezaalbe
zoeker, resp. chef-studiezaal vooral worden geconfronteerd met de geschiedenis van de christelij
ke godsdienst, zowel voor als na de Reformatie, en dan nog voornamelijk van de Latijnse kerk in
het Westen na 1200. Hier zal overigens vooral ter sprake komen de geschiedenis van de kerk als
instelling en haar functioneren in de maatschappij.
2.
Tot aan de Reformatie die wat de Nederlanden betreft zijn beslag krijgt in de loop van de 16e
eeuw is er sprake van één kerk, de rooms-katholieke. De centrale functionaris voor het kerke
lijke leven is de bisschop, die het geestelijke gezag uitoefent in zijn diocees. In het bisdom zijn in
de loop der tijd een aantal parochies opgericht, waar een pastoor de zielzorg uitoefent. Tussen
bisschop en pastoor staat de landdeken als contactpersoon. Vanaf de 10e eeuw worden de bis
schoppen in het Duitse Rijk bekleed met wereldlijk gezag. Dat is ook het geval met de bisschop
van Utrecht. Naast het gebied, waarover hij als geestelijk hoofd is gesteld (het diocees), bestuurt
hij tevens een territorium als landheer. Het diocees is veel uitgestrekter dan het landsheerlijk ge
bied. Naast de bisschop en de parochiegeestelijkheid bestaat een groot aantal geestelijken in de
kapittels en kloosters of abdijen.
3.
Na de Reformatie is de overheersende positie van de rooms-katholieke kerk verdwenen. In haar
plaats zijn in de Noordelijke Nederlanden de hervormden getreden, niet als staatskerk (enig toe
gestane kerkgenootschap), maar als publieke kerk (bevoordeelde positie van hervormde kerk
t.o.v. andere, wel getolereerde religies). De kerkelijke instellingen van de katholieke kerk zijn,
voor zover niet vernietigd, ondergronds geworden. Die van de hervormde kerk bewegen zich langs
de lijn: gemeente classis provinciale synode nationale synode.
De andere reformatorische stromingen worden, net als de rooms-katholieken, getolereerd. Het
zijn in volgorde van verspreiding de doopsgezinden (mennonieten) en lutheranen.
4.
Al deze kerkelijke functionarissen en instellingen hebben hun archieven nagelaten, die in vele ge
vallen naar de archiefbewaarplaatsen van de overheid zijn overgebracht. Voor de rooms-
katholieken zijn dat de archieven van de bisschoppen (Utrecht, na 1559 ook voor een korte perio
de van de in dat jaar opnieuw opgerichte bisdommen), van kloosters en abdijen, van de (soms ge-
protestantiseerde) kapittels, na 1580 van de apostolische vicarissen, van de aartspriesters en van
de parochies. Voor de protestantse kerkgenootschappen zijn dit de archieven van de gemeenten,
de classes, de provinciale synodes en kerkelijke verenigingen.
5.
De bronnen van deze archieven bevatten vele gegevens over de diverse vormen van kerkelijk le
ven, niet alleen in de parochies/gemeenten maar ook in groter verband (cultuur-historisch, men
taliteitsgeschiedenis). Sommige archieffondsen zijn ook rijk aan bronnen voor de ideeëngeschie-
[74]
denis. De middeleeuwse bronnen, meestal in het Latijn gesteld, geven, doordat de kerkelijke in
stellingen actief participeerden in ontginningen, waterstaatszaken, het rechtsleven, het culturele
leven, waardevolle inlichtingen over de sociaal-economische en culturele ontwikkelingen; de late
re doop-, trouw- en begraafboeken zijn primaire bronnen voor demografische onderzoeken. Na
tuurlijk is ook de bestudering van allerlei vormen van vroomheidsuitingen aangewezen op de vele
kerkelijke archieven, vooral die van de broederschappen en (later) kerkelijke verenigingen.
In het algemeen is een degelijke kennis van de instellingen van de verschillende kerkgenootschap
pen de sleutel tot vruchtbaar archiefonderzoek.
6.
De meeste kerkhistorische onderzoeken en publikaties betreffen de lokale kerkgeschiedenis, ge
richt op gemeenten, parochies, kerkgebouwen, kloosters of personen. De grote hoeveelheid hier
van is te vinden in de kerkhistorische tijdschriften:
Archief voor de Geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht (A.A.U.), 1875-1958.
Bijdragen tot de geschiedenis van het bisdom Haarlem (B.B.H.), 1873-1958.
Beide opgegaan in:
Archief voor de Geschiedenis van de Katholieke Kerk in Nederland (A.G.K.K.N.), 1959-
Bossche Bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch
1918-
Protestants
Archief voor kerkelijke geschiedenis, inzonderheid van Nederland, 1829-1840, voortgezet on
der diverse benamingen, tegenwoordig onder de titel Nederlands Archief voor kerkgeschiede
nis.
Doopsgezinde Bijdragen, 1861-1919, voortgezet als nieuwe reeks vanaf 1975.
Samenvattende studies
Algemeen
J. de Jong, Handboek van de kerkgeschiedenis. Geheel herzien door R. R. Post, G. A. M.
Abbink en J. C. P. A. van Laarhoven, 5 dln. (Nijmegen 1962-1974).
A. G. Weiier e.a., Geschiedenis van de kerk in Nederland (Utrecht 19632).
Katholiek
R. R. Post, Kerkgeschiedenis van Nederland in de Middeleeuwen, 2 dln. (Utrecht 1957).
L. J. Rogier, Geschiedenis van het Katholicisme in Noord-Nederland in de 16e en de 17e
eeuw, 3 dln. (Amsterdam 1946-1948).
P. Polman, Katholiek Nederland in de achttiende eeuw, 3 dln. (Hilversum, 1968).
Protestant
L. Knappert, Het ontstaan en de vestiging van het Protestantisme in Nederland (Utrecht
1924).
A. Th. van Deursen, Bavianen en slijkgeuzen, Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Olde-
barnevelt, (Assen 1974).
S. Groenveld e.a., Wederdopers, Menisten, Doopsgezinden (Zutphen 1980).
J. Loosjes, Geschiedenis der Lutherse kerk in de Nederlanden ('s-Gravenhage 1921).
C. Smits, De afscheiding van 1834. Eerste deel: Gorinchem en 'Beneden-Gelderland'; tweede
deel: classis Dordrecht e.a., derde deel: documenten uit het archief ds. H. P. Scholte; vierde
deel: provincie Utrecht (Dordrecht 1971-1980).
Mari Pvan Buijtenen e.a. (ed.), Unitas Fratrum, Herrnhutische Studiën/Moravian studies
(Utrecht 1975).
H. L. Ph. Leeuwenberg.
[75]