Een archivalische speurtocht.
H. Stukken betreffende de uitoefening van niet-geestelijke taken.
1. Stukken betreffende het archief
2. Stukken betreffende de financiële administratie
II Archief van het deputaatschap voor de klassikale eksamens
III Archief van het deputaatschap voor de kerkvisitatie
IV Archief van het deputaatschap voor de zending
[54]
Terecht zegt drs. W. A. Fasel van het Alkmaarse provenhuis het Huis van Zessen, dat
dit 'mag bogen op een alleszins merkwaardige historie en een nog merkwaardiger ar
chief'.1
Wat dit archief betreft: stukken uit de 17de en 18de eeuw ontbreken totaal. De uit de
16de eeuw bewaarde stukken staan slechts in los verband tot de stichting. Ze zijn af
komstig van Augustijn en Dirck van Teylingen, resp. vader en zoon, die tal van admi
nistraties voerden, zoals die van het rentmeesterschap in West-Friesland en van de heer
lijkheid Egmond en voorts die van tal in deze contreien gegoede families. Augustijn van
Teylingen begon zijn loopbaan als klerk van Claes Corf en trad na diens overlijden in
1506 op als beheerder van diens goederen ten bate van de nagelaten kinderen. Naast
drie dochters wordt een zoon genoemd 'Dirck Symonsz. Claes Corffszoon'. Deze
stichtte bij testament van 4 april 1510 een tehuis voor 'zes oude mans'. Toen hij in 1511
overleed werd Augustijn van Teylingen rentmeester over zijn nagelaten goederen. Ook
over de goederen van de drie dochters van Claes Corf voerde hij en later zijn zoon
Dirck het beheer. Alle drie waren getrouwd: Geertruyd met Jacob Pijnsen, Wendel-
moet in tweede huwelijk met Andries van Bronkhorst en Maria met Jan van Heemstede
en alle drie woonden ze elders. Dirck Symonsz. liet blijkbaar geen kinderen na. De zorg
voor het door hem gestichte provenhuis kwam aan de drie zusters en de aangetrouwde
families. De periode van de rentmeesters Van Teylingen eindigt met de dood van Dirck
in 1575.
Van de genoemde drie staken zal die van de Bronkhorsten voor het Huis van Zessen de
belangrijkste blijken. Daar verbleef tenslotte ook volledig het recht van patronage en
collatie. Aan de Bronkhorsten dankt het provenhuis wel al sedert de 17de eeuw zijn
goeddeels op het eiland Voorne gelegen bezit aan landerijen. Door het huwelijk van Jo-
syne van Bronkhorst, kleindochter van Andries, met Joris van Schoonhoven en dat van
hun dochter Maria met Lodewijk van de Tempel komt het provenhuis in het bezit en
onder patronage van aanzienlijke Zuid-Nederlandse families. Een telg van deze laatste
familie, Marie Anne Scholastique van de Tempel, trouwt met Philippe Antoine Domi
nique Francois, Prince de Rubempré.2 Het is hun dochter Louise Brigitte, prinses van
1 Gemeentearchief Alkmaar. Verzamelinventaris I. Inleiding p. VI.
2 Op een 18de-eeuwse kaart van de Alkmaarder Houten draagt een deel daarvan, in het noord
westen, de naam 'Rubemprees Houte'. Zie: Mr. J. Belonje, De Hout van Rubempré. 'Oud
Alkmaar', periodiek van de gelijknamige vereniging, jrg. I, p. 186 e.v.
[55]