Vereniging van Archivarissen in Nederland Leeuwarden, 25 september 1981 postbus 897 Aan de Vaste Commissie voor Cul tuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk Tweede Kamer Postbus 20018 2500 EA 's-Gravenhage Betreft: wetsontwerp 16749 (Behoud van cultuurbezit) Bij koninklijke boodschap van 24 april 1981 is bij de Tweede Kamer ingediend een ont werp van Wet tot behoud van cultuurbezit (16749). Het bestuur van de Vereniging van Archivarissen in Nederland (VAN) heeft inmiddels kennisgenomen van het wetsontwerp en de daarbij gevoegde toelichtende stukken. Wij dringen er bij u op aan te bevorderen dat komt vast te staan dat de wet tot behoud van cultuurbezit geen betrekking heeft op archieven. Het is ons niet duidelijk geworden of het de bedoeling van de ontwerpers is geweest dat archieven onder de werking van de wet vallen. Noch in het wetsontwerp, noch in de me morie van toelichting, noch in de bijlagen bij de memorie van toelichting worden ar chieven uitdrukkelijk genoemd. Toch zou daartoe gesteld dat archieven onder de werking van de wet zouden moeten vallen wel aanleiding zijn geweest. In het over zicht van de wetgeving in het buitenland (memorie van toelichting, blz. 4-6) wordt geen melding gemaakt van de in het bijzonder voor archieven geldende wetgeving in Frank rijk, Groot-Brittannië en Italië die verkoop en uitvoer naar het buitenland aan banden leggen. In de noot op blz. 10 van de memorie van toelichting wordt vermeld dat na 1945 slechts één belangrijk aan het rijk toebehorend cultuurvoortbrengsel van Nederlandse oorsprong is vervreemd: een schilderij van Meindert Hobbema dat aan Canada is ge schonken. Als de archieven onder de werking van de wet zouden moeten vallen, zou hier toch ook de schenking in 1945 door het rijk aan Sir Winston Churchill van 'de in het Algemeen Rijksarchief berustende brieven van John Churchill, hertog van Marlbo rough, in 1702-1711 gericht aan de raadpensionaris van Holland, Anthonie Heinsius, vermeld moeten zijn. Ook uit het feit dat voor de bijeenkomst op 29 februari 1981 (bijlage III bij de memorie van toelichting) geen vertegenwoordigers van het archiefwezen zijn uitgenodigd, zou men kunnen concluderen dat het wetsontwerp zich niet mede tot archieven uitstrekt. Indien deze conclusie juist is, juichen wij deze beperkte strekking van het wetsontwerp toe. Mocht het evenwel wel de bedoeling zijn archieven onder de werking van de wet te laten vallen, dan willen wij juist ervoor pleiten archieven uit te zonderen. [198] De argumenten waarom o.i. archieven niet onder de werking van de beoogde wet tot behoud van cultuurbezit dienen te vallen, zijn de volgende: 1 Een persoonlijk archief is 'het geheel der bescheiden ontvangen of opgemaakt door een bepaald persoon, handelend als particulier en naar hun aard bestemd om onder hem te berusten'. Anders dan voor verreweg de meeste kunstvoorwerpen geldt, is het persoonlijk of familiearchief ten nauwste verbonden met de persoon of familie die het archief ge vormd heeft. In het archief vindt men de neerslag van het particuliere handelen. Het bevat de brieven, dagboeken en andere stukken waarin de intiemste gevoelens en ge dachten van afzender en geadresseerde kunnen zijn neergelegd. De overheid in ons land behoort geen greep te hebben op zo'n persoonlijk archief, vanouds een 'res sacra et extra commercium'. Het archief vormt het papieren geheugen van de betref fende persoon of familie. En zoals ieder het recht heeft zelf te beslissen wat te ont houden of te vergeten, zo is het ook het uitsluitend recht van de persoon of familie te beslissen wat van het archief wordt behouden of niet. Alleen op basis van vrijwilligheid en met erkenning van het absolute beschikkings recht van de persoon of familie zelf mag de overheid zich met particuliere archieven inlaten en trachten deze voor de toekomst te behouden. Dit is ook het uitgangspunt van de wettelijke regeling van het archiefwezen sinds de Archiefwet 1918 Stbl. 378. 2 Zelfs ten aanzien van archiefbescheiden die van de overheid zijn afgedwaald en zich in particuliere handen bevinden, heeft de overheid slechts zeer beperkte rechten. Ar tikel 4 van de Archiefwet 1962 (Stbl. 313) geeft in zo'n geval slechts een recht tot re- produktie van de archieven. Dit onderwerp is bij de totstandkoming van de Archief wet aanleiding geweest tot diepgaande beschouwingen in de Staten-Generaal, zelfs tot verwerping door de Eerste Kamer van het door de Tweede Kamer aanvaarde wetsontwerp op 21 juni 1960. Het komt ons voor dat de wetgever op dit punt een duidelijk standpunt heeft ingenomen, dat niet zonder klemmende redenen gewijzigd kan worden. Indien het onderhavige wetsontwerp zich mede tot archieven zou uit strekken, zou dit zeker consequenties voor artikel 4 van de Archiefwet 1962 moeten hebben. 3 Het archiefwezen is, anders dan het museumwezen, wettelijk geregeld. De Archief wet 1962 regelt het openbaar archiefwezen en heeft in hoofdzaak betrekking op de archieven van de overheid. De wet erkent echter ook dat particuliere archieven in de archiefbewaarplaatsen van de overheid worden opgenomen krachtens overeen komsten met of beschikkingen van particuliere instellingen en personen (artikel 1, eerste lid, onder b 3°). Vanouds rekenen de archiefdiensten het tot hun taak particu liere archieven te verwerven, ter aanvulling van de overheidsarchieven. De staatssecretaris van CRM indiener van het onderhavige wetsontwerp heeft nog onlangs, bij brief van 28 januari 1981, nr. MMA/Ar 213.130, zijn ambtgenoot van Binnenlandse Zaken verzocht de aandacht van de gemeentebesturen te richten op de waarde van de particuliere archieven voor de geschiedbeoefening. De staats- [199]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 4