Aziëcentrisch ingestelde onderzoeker deze bronnen niet verwaarlozen. Eigenaardig ge noeg vond een Indonesische historicus het toch nodig om als één van zijn stellingen bij zijn proefschrift op te nemen: 'het verdient aanbeveling om de Nederlandse taal ver plicht te stellen bij de studierichting Geschiedenis in Indonesia'. De voorzichtige for mulering springt in het oog. Overigens was dit in 1966 toen de periode van confrontatie nog maar net achter de rug was.4 Oppervlakkig gezien minder opvallend (behalve dan op de studiezaal van het Algemeen Rijksarchief) is de belangrijkheid van het archiefmateriaal van de V.O.C. voor andere Aziatische landen dan Indonesië. Gedurende geruime tijd was de V.O.C. de grootste Europese macht in Azië, zozeer dat Holder Furber in zijn Rival Empires of Trade in the Orient 1600-1800 (Minneapolis 1976) voor de periode rond 1650 spreekt van de 'Neder landse thalassocratie' in de Indische Oceaan. Vooral uit Japan, Sri Lanka en India is veel belangstelling getoond die ook geleid heeft tot een groot aantal publikaties waarbij kennis van de Nederlandse taal voor de auteurs een vereiste was. Hoe zeer dit in deze landen ook bekend was, mag verduidelijkt worden door het volgende voorval. Toen in 1976 de toenmalige Indiase minister van Onderwijs, Narul Hasan, een bezoek bracht aan Nederland, werd op zijn verzoek een korte rondleiding door het Algemeen Rijksar chief ingelast. De minister bleek uitstekend op de hoogte en was zeer geïnteresseerd. Maar een juist enige maanden eerder gereedgekomen Nederlandse bronnenpublikatie verwaardigde hij met geen blik: niet uit desinteresse maar omdat hij het boek al bezat.5 Minder dan over Japan, India en Sri Lanka is er over China en Zuid-Oost Azië gepubli ceerd naar aanleiding van onderzoek in de Nederlandse archieven, terwijl de geschiede nis van de Nederlandse betrekkingen met Perzië en de Arabische Golf nog grotendeels onontgonnen terrein is. Al deze gebieden hebben in de 17e en 18e eeuw gedurende een kortere of langere periode in de invloedssfeer van de V.O.C. gelegen en heel vaak blijkt Nederlands archiefmateriaal in ruimere mate voorhanden dan vergelijkbaar materiaal uit andere Europese landen. Een kort samenvattend modern overzicht over de invloed van de V.O.C. in Azië is het boekje van M. A. P. Meilink-Roelofsz e.a. De V.O.C. in Azië (Bussum 1976) waarvan veel bijdragen geschreven zijn door Aziatische historici. Stilzwijgend kan voorbijgegaan worden aan het belang van het Nederlands voor de ge schiedenis van Zuid-Afrika. Opvallend is hier de eigenaardige speling van het lot dat vaak juist die koloniën verloren zijn gegaan die een sterk Nederlandstalig karakter had den. Dat geldt ook voor een aantal gebieden waar de West-Indische Compagnie gekoloni seerd heeft. Om te beginnen is daar natuurlijk Nieuw-Nederland, het latere New York, waar het Nederlands als taal tot in het begin van de 19e eeuw zich naast het Engels handhaafde. Op dit moment wordt in de Verenigde Staten druk gewerkt aan een Engel se vertaling en uitgave van alle Nederlandstalige stukken. Dit project van de New York 4 Stelling bij S. Kartodirdjo The Peasants' Revolt of Banten in 1888 ('s-Gravenhage 1966). On nodig te zeggen dat het boek zelf vrijwel uitsluitend op Nederlandstalig bronnenmateriaal ge baseerd is. 5 Het betrof H. K. 's Jacob (ed.) De Nederlanders in Kerala 1663-1701 ('s-Gravenhage 1976). [276] State Library staat onder leiding van de germanist Charles Gehring en omvat ook een cursus in het lezen van het 17e en 18e eeuwse Nederlands. Ook voor de geschiedenis van Brazilië, Tobago, Guyana en natuurlijk Suriname en de Nederlandse Antillen is kennis van het Nederlands voor kortere, langere of de gehele tijd onmisbaar. Dan is er nog West-Afrika, waar niet alleen voor de geschiedenis van goud- en slavenhandel maar ook voor die van Afrikaanse rijken in het binnenland in Nederlandse archieven belangrijk materiaal te vinden is. Een overzicht van de literatuur en een allereerste inleiding tot het archiefmateriaal is te vinden in W. Ph. Coolhaas A critical survey on Dutch colonial history. Second edition revised by G. J. Schutte (The Hague 1980). Dit overzicht is overigens geenszins volledig en de kritische commentaren moet men soms met een korrel zout nemen, maar het is een nuttig boek. Er bestaan verder archiefgidsen waarin de in Nederland bewaarde bronnen beschreven worden. Van belang zijn M. P. H. Roessingh Guide to the sources in the Netherlands for the history of Latin America (The Hague 1968), M. P. H. Roes singh and W. Visser Guide to the sources of the history of Africa South of the Sahara in the Netherlands (Mtinchen 1978) en F. G. P. Jacquet Gids van in Nederland aanwe zige bronnen betreffende de geschiedenis van Nederlands-Indië/Indonesië 1796-1949 (Leiden 1968- een gids in afleveringen die thans ook materiaal opneemt betreffende Azië en Oceanië. Een gids voor Azië en Oceanië vóór 1796 is in voorbereiding. Hier naast moet vermeld worden dat er nog veel Nederlandstalig archiefmateriaal berust in Indonesië, Zuid-Afrika, India, Sri Lanka, Suriname, Guyana, de Nederlandse Antillen en New York. Het is natuurlijk niet gemakkelijk om van dit materiaal precies aan te ge ven hoe belangrijk het is en zeker niet om het in belangrijkheid te vergelijken met docu menten in andere talen opgesteld. Maar het belang van de Nederlandse archieven moet niet onderschat worden. Voor grote perioden en gebieden uit de Aziatische geschiedenis zijn de Nederlandse archieven de enige Europese ingang en in belang zijn ze zeker gelijk te stellen aan, zo niet hoger te achten dan de Engelse en Portugese archieven, waarvan de oudere gedeelten vrijwel geheel verloren zijn gegaan. Franse archieven zijn in nog mindere mate aanwezig en hebben voornamelijk betrekking op de 19e en 20e eeuw. Ook is Nederlands een belangrijke taal voor de Europese geschiedenis. Veel van de rap porten door Nederlandse diplomaten naar het vaderland gezonden zijn als bron waar devol. Voor Nederlandse diplomaten geldt vaak, zo niet altijd, wat geschreven is over Cornelis Haga (de Nederlandse gezant in Constantinopel van 1611 tot 1639): 'Seine Korrespondenz mit Den Haag erweckt nicht den Eindruck der Berichterstattung eines Diplomaten an seine Dienstherren, sondern erinnert an den Briefwechsel der Gesandten mit ihren Verwandten, denen sie ganz unverbindlich von kuriosen Vorfallen Nachricht gaben'.6 De traditie van een dergelijke goede rapportage bleef ook na de stichting van het koninkrijk bestaan. Als een sterke handelsmogendheid die niet een rol van grote po litieke macht speelde bleef Nederland gebaat bij een goede informatie. Tenslotte maakt de centrale rol van Amsterdam in het internationale economische en financiële verkeer 6 Gunnar Hering Oekumenisches Patriarchal und Europaische Politiek 1620-1638 (Wiesbaden 1968) pg. 37. [277]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 43