dergelijke oplossingen. Hetzelfde geldt mutatis mutandis voor notulen van raads commissies. Ten aanzien van de periode-indeling verschil ik met de commissie van mening over het al dan niet respecteren van aangebrachte 'periodiseringen'. In de praktijk werk ik globaal genomen met 3 tijdvakken, te weten: 1 het oud-archief, - ca. 1814 2 het secretarie-archief, ca. 1814 - tot aan invoering van de code-VNG 3 het secretarie-archief, geordend volgens de code-VNG. Bij opheffing van een gemeente voeg ik de twee laatstgenoemde tijdvakken samen. Het komt voor, dat het tijdvak van de toepassing van de code VNG vooraf wordt ge gaan door een periode van enkele tot een tiental jaren, waarin een (eigen) alfabetisch rubriekenstelsel werd toegepast. Ik ben dan zo vrij dit tijdvak toch te rekenen tot de periode zoals genoemd onder punt 2. Niet omdat het daarmee de meeste overeenkomst vertoont, maar meer uit praktische overwegingen. Het voorstel van de commissie tot het in stand laten van dergelijke stel sels lijkt mij geen oplossing, temeer waar het hier gaat om veelal beperkte tijdvakken. Ik pleit er voor van een dergelijk archiefgedeelte bundels en dossiers te maken en deze te ordenen volgens de ouderwetse methodiek. Geen rekening houd ik met het verschijnsel 'grote opruiming'. Anders gezegd, op zeker moment is het archief in het ongerede geraakt en een andere registratuurambtenaar heeft zijn sporen achtergelaten' met het afsluiten en opnieuw openen van dossiers. Omdat in principe niets verandert, is het niet noodzakelijk een dergelijk gebeuren in de archiefinventaris tot uitdrukking te brengen. Buiten dat, het heeft geen enkele zin om zulks te doen. Want hoe denkt men bij voorbeeld te handelen met de door de admi nistratie gevormde z.g. 10-jaren blokken met het oog op de verplichte overbrenging? Betekent dit dat van al deze tijdvakjes inventarisjes worden gemaakt, eventueel later sa men te voegen tot een verzamelinventaris? En wat verstaat de commissie in dit verband onder 'zeer weinig omvangrijke periodes'? Zijn dat 2 dozen, is dat 2 meter, of zit het er net tussen in? Uit de door de commissie gegeven hoofdindeling blijkt, dat men de indeling van de code-VNG wil volgen. Het archiefschema wordt als het ware gedikteerd door genoem de code. Dit nu lijkt mij niet juist; men hinkt aldus op twee gedachten. Enerzijds legt men een relatie met de ordeningsmethode uit de dynamische periode, anderzijds rela teert men aan de orthodoxe wijze van inventariseren door de begrippen: stukken van al gemene aard stukken betreffende bijzondere onderwerpen over te nemen. Met andere woorden: de commissie schippert tussen de zaaksgewijze ordening van de code-VNG en de onderwerpsgewijze aanpak bij het inventariseren. De afdeling: stukken betreffende bijzondere onderwerpen heeft de commissie naar ana logie van de code VNG onderverdeeld in: .07 Organisme, .08 Personeel en -1Taak. Ik zie daar het voordeel niet van in, omdat aan de code-VNG klevende bezwaren worden overgenomen. Bovendien is een dergelijke onderverdeling volstrekt irrelevant en dus overbodig. De commissie is duchtig aan het sleutelen geweest en geeft op de blz. 554-556 een aantal [260] oplossingen om onjuistheden tegen te gaan. De aan de code-VNG klevende bezwaren heft men daar echter niet mee op. Voorbeeld: het plaatsen van financiën onder de .07 groep en belastingen als taak onder -1.71Belastingheffing vormt een wezenlijk onder deel van de financiële huishouding der gemeente en is daardoor een middel om tot taakuitoefening te komen. Het is daarom onjuist belastingheffing als taak te beschou wen. Dit zelfde geldt voor rijks- en provinciale belastingen, waarbij de gemeenten krachtens een door belastingverordening vastgesteld aantal opcenten op de hoofdsom men dier belastingen, in de opbrengsten daarvan delen. Omdat men twee ordeningssystemen in elkaar heeft geschoven, heeft men niet alleen de soms verre van logische rubrieken uit de code-VNG overgenomen, maar tevens een extra-verwarring toegevoegd. In alle geval vind ik het aldus gecreëerde ordeningssche ma veel minder overzichtelijk dan de ordening zoals die in orthodoxe inventarissen wordt toegepast. Mijn conclusie is, dat de code VNG uitermate geschikt is voor archief ordening in de dynamische periode, maar niet het aangewezen hulpmiddel is voor het inventariseren van archieven na overdracht aan de archiefbewaarplaats. Door mij wordt onderstaand archiefschema gebruikt voor het inventariseren van (klei nere) gemeentearchieven. Het is aan de praktijk getoetst, eveneens gebruikt voor het in ventariseren van een volgens de code VNG geordend archief en gaat niet voorbij aan het vernietigingsaspect. INLEIDING - plaatsbeschrijving - geschiedenis van het bestuur - lotgevallen van het archief - verantwoording van de inventarisatie ASTUKKEN VAN ALGEMENE AARD 1. Notulen 2. Ingekomen en uitgaande stukken 3. Verslagen 4. Overige onderwerpen van algemene aard B. STUKKEN BETREFFENDE BIJZONDERE ONDER WERPEN 1Bestuur en administratie 2. Personeel 3. Financiën: a. begrotingen en rekeningen b. belastingen, retributies c. overige onderwerpen 4. Bevolking, verkiezingen 5. Grondgebied en eigendommen: a. algemeen b. leggers en staten c. overige onderwerpen 6. Openbare werken: a. weg- en waterbouwkundige werken b. riolering c. bouwwerken d. overige onderwerpen 7. Openbare orde en -veiligheid: a. ordehandhaving b. brandbestrijding c. toezicht op tapperijen en andere gelegenheden d. overige onderwerpen [261]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 35