Dit gebeurt nog te weinig. Ook moeten we meer contact hebben met bezoekers die zich
eigenaardig gedragen. En bezoekers die steeds weer hele hagen met stukken om hun
werkplek heen bouwen en een paar keer gewaarschuwd zijn, of steeds maar weer op
boeken leunen e.d., moeten na een paar keer domweg weggestuurd worden. Geef hen
dan wel de beroepsmogelijkheid mee dus bij gemeentearchieven bij het college van B
W. Wij zijn daar dan meestal eerder dan de weggestuurde.
Maar ze moeten er uit; sneller de rode kaart, zou ik zeggen.
En u moet het reglement voor de studiezaal zó redigeren, dat de bezoekers weten waar
ze aan toe zijn, en ook wat ze te wachten staat als ze zich misdragen.
Gezien al die bedreigingen, zowel intern als extern lijkt absolute beveiliging een haast
hopeloze zaak. De slechtheid van de mensen kent schijnbaar geen grenzen. Absolute
beveiliging en absolute openbaarheid verdragen elkaar moeilijk. Elet is nu eenmaal on
mogelijk alles te microfilmen of te fotograferen, zodat de bezoekers geen origineel meer
in handen krijgen.
Wel vind ik het onbevredigend, dat je de openbaarheid door dat soort technische en fi
nanciële problemen moet laten beïnvloeden. Kunnen we eindelijk niet eens komen tot
een soort collectieve mogelijkheid om te kopiëren of te microfilmen? Is dat nu zo on
mogelijk in het Nederlandse archiefwezen?
Ik denk dat we dan enorme sommen kunnen besparen.
En dan is er toch gestolen. Daar komt men meestal zo achter: een relatie komt langs en
zegt: 'ik was laatst bij antiquair Grijpstra en ik zag daar een bepaald stuk en vroeg me
af hoe hij daar aan kwam'. En dan waarschuwt hij even, en moet u zelf maar gaan kij
ken. En natuurlijk ga je dan kijken en natuurlijk klopt dat verhaal dan. En dan hoe
verder? Het is natuurlijk heel verleidelijk om naar antiquair Grijpstra te gaan en te zeg
gen: geef terug. Dat doet die natuurlijk niet. U dient altijd de politie in te schakelen. Uit
ervaring kan ik mededelen dat dit de enige methode is.
En natuurlijk zal de antiquair vertellen dat hij te goeder trouw is, en misschien is dat
ook wel zo. Maar daar hebt u niets aan, u wilt uw stuk terug. Het voordeel van de poli
tie is, dat een rechercheur de antiquair kan vragen zijn register te tonen, waaruit blijkt
hoe de man aan het stuk is gekomen. Hij moet z'n register bijhouden op grond van arti
kel 457 van het Wetboek van Strafrecht. En uit dat register moet blijken van wie en te
gen welke prijs hij welke goederen heeft gekocht. Van wie: dat kan natuurlijk een valse
naam zijn, maar hij moet om een legitimatie vragen, dat staat in de wet. Mijn ervaring
is dat het bijhouden van registers door antiquairs niet erg consciëntieus gebeurt. Zo'n
rechercheur is dan een reuze steun, die kan gemakkelijk het woord 'heling' laten vallen,
en je moet eens kijken hoe snel ze dan met hun stukken komen.
Dit zijn mijn ervaringen, en meer wordt van mij niet verlangd. Sta ik nu voor joker? Ik
denk het wel. Maar ik sta niet alleen.
Verslag van de tweede discussie
Mr. C. van Heel stelt de eerste vraag: is het maken van een nieuwe inventaris, zonder
het daaraan toevoegen van een concordans naar de oude inventaris, niet ook een vorm
van diefstal? B.v. wanneer een familiearchief, dat in bewaring is gegeven, later gecom
pleteerd wordt met door de archiefdienst op een veiling gekochte stukken en door der
den ook nog wat losse aanwinsten geschonken of in bruikleen afgegeven worden, zon
der dat dit óf uit de inventaris, óf op de stukken zelf blijkt. Mr. Van Heel licht deze
vraag nog toe en wijst op het vaak herinventariseren van vele al dan niet reeds eerder
geïnventariseerde delen van een familiearchief, waarvan in deze tijd een integrale inven
taris wordt vervaardigd waarbij meerdere losse stukken met verschillende herkomst en
verschillende eigendom zonder gemerkt te zijn tot één pak samengevoegd worden.
Wanneer later een familie haar in eigendom behouden stukken terug zou vragen, is dat
vrijwel niet te realiseren, en dan zou van diefstal gesproken kunnen worden.
Drs. Van Iddekinge wil niet van diefstal spreken, omdat er geen sprake is van opzet.
Dr. Ketelaar vindt, afgezien of er sprake van diefstal dan wel van verduistering is, dat
ten allen tijde uit het aanwinstenregister van de archiefdienst zelf al blijkt wat wanneer
en op welke titel ontvangen is. Hij wijst op een paar recentelijk gepubliceerde inventa
rissen die op dit gebied als voorbeeld kunnen dienen; de stukken zijn niet vermengd en
de eigendom is nauwgezet verantwoord.
Aan mw. Ten Broecke is de vraag gesteld, wat haar ervaringen zijn met het vernielen
van boeken en het uit boeken (speciaal encyclopedieën) scheuren van bladzijden, en of
dit een zodanig probleem is dat daar iets tegen gedaan moet worden en wat men in Arn
hem daartegen denkt te doen. Zij vindt het uitscheuren van bladzijden zeer zeker een
probleem en met name het uitknippen van plaatjes om scripties mee te illustreren. Er is
echter weinig tegen te doen, ook al wil men wel. Hoogsten kan er meer personeel inge
zet worden, dat scherp oplet.
De voorzitter vraagt of dit verschijnsel veel is toegenomen na de beveiliging die de bibli
otheek Arnhem heeft aangebracht.
Mw. Ten Broecke meent van niet: het is altijd al een probleem geweest en gaat onver
minderd door. Drs. Bordewijk merkt nog op, dat in Den Haag wat aan preventie ge
daan wordt: bij projecten op scholen wordt er door de leraar op verzoek van de open
bare bibliotheek met nadruk op gewezen, wat wel mag en wat niet. Mw. Ten Broecke
acht dit een goed idee, en inderdaad is er wel eens een leerling achteraf via zijn scriptie
gegrepen, doordat vele afbeeldingen over een bepaald onderwerp uitgeknipt werden en
het betreffende schoolproject opgespoord kon worden.
De voorzitter vertelt ooit getuige geweest te zijn van het terugbrengen door een student
aan een kunstacademie van de losse platen, behorende in een boek dat hij de vorige dag
al terug ingeleverd had. Hierna leest de voorzitter de vraag van drs. A. J. M. den Teu-
ling voor: is de veronderstelling juist dat diefstal van archivalia voornamelijk plaats
vindt door het verstoppen van stukken tussen eigen aantekeningen, dus via de studie
zaal, en zo ja, heeft dan beveiliging van het gebouw, speciaal de depots en buiten
diensttijd, nog wel zin, gezien de kosten en de baten. De voorzitter stelt aan drs. Den
Teuling de wedervraag of de commissie, die bezig is met het opstellen van regels voor de
[245]
[244]