Hoe dit probleem op te lossen? Voor een full-time archivaris wenste het gemeente bestuur geen geld ter beschikking te stellen en zeker niet voor een 'eerste klasser'. Ge lukkig kwam de minister van O., K. en W. zelf met de suggestie om 'in afwachting van betere finantieele omstandigheden het beheer van Uw archief onder den Secretaris Uwer gemeente te laten,'9. B. en W. van Gouda maakten dankbaar gebruik van de ze voorzet. Het volgende voorstel, wellicht door gemeentesecretaris G. J. J. Pot gelan ceerd, werd aan de raad voorgelegd: Het beheer van het archief voorloopig vast te stellen onder den secretaris, met be houd van den post ad 700,voor toelage van een eventueel werkzaam te stellen in de archiefwetenschappen opgeleid wordende persoon; '10. De gemeenteraad accepteerde dit plan. Helaas, al spoedig bleek het aanwezige geld gro tendeels besteed te worden aan een ambtstoelage voor gemeentesecretaris-archivaris Pot, 'ter compensatie van een door Gedeputeerde Staten getorpedeerde salarisverhoging'11. Van aanstelling van een (adspirant-) gekwalificeerde archivaris kwam dus niets. Dat wil niet zeggen dat Pot zich niet om het gemeentearchief bekommerde. Integendeel, uit aller lei gegevens krijgt men de indruk dat hij zich bij voorkeur met archiefzaken bezighield. In elk geval, en daarmee kom ik op de hiervoor in extenso geciteerde brief uit 1925, schroomde hij niet een poging te doen om zijn binnen het archiefwezen verfoeide positie van gemeentesecretaris-archivaris van een 'eerste klas' gemeente te verstevigen door ook het beheer van de Moordrechtse archivalia uit de periode vóór 1813 (d. w.z. het krachtens de Archiefwet 1918 over te brengen archiefgedeelte) op zich te willen nemen. De aanhef van zijn brief aan de burgemeester van Moordrecht suggereert overigens dat het voorstel uit Moordrecht kwam. De achtergrond van een vraag richting Gouda is wel duidelijk. Op 10 september 1925 verzonden Gedeputeerde Staten een brief aan B. en W. van Moordrecht, waarin zij hun teleurstelling uitten over de brandgevaarlijke plaatsing van de archieven van vóór 1900, nl. op de zolder van het gemeentehuis. Tevens werd ge vraagd om plannen ter verbetering van deze situatie12. Kennelijk zag burgemeester Snel wel iets in een beheersoverdracht aan Gouda (hij was zelf als gemeentesecretaris belast met het beheer van het archief). Daarmee week hij af van het college-standpunt uit 1920. In dat jaar was bij een enquête vanwege het provin ciaal bestuur de vraag 'Welk gedeelte van Uw archief (met nauwkeurige vermelding der jaren) zou Uw bestuur eventueel bereid zijn af te staan ter opneming in een archiefbe waarplaats elders (hetzij van een groote gemeente hetzij van het Rijk)?' beantwoord met 'Het oud archief tot 1813 geordend door J. H. Hingman naar een Rijksar chiefbewaarplaats'13. 9 Secretarie-archief Gouda 1921-1930, dossier 4-4 nr. 24. a ^"®lytlsch verslaS va" het verhandelde in den gemeenteraad van Gouda, zitting van donder- ag 22 december 1921, blz. 255 (agendapunt 9). Het lijkt mij onjuist, bij gebrek aan verdere gege vens (de B. en W.-agenda annex besluitenlijst is veel te summier) om gemeentesecretaris Pot alleen de eer voor deze oplossing te geven, zoals Geselschap doet (a.w., blz. 12). 11 Geselschap, a.w., blz. 12. j2 Secretarie-archief Moordrecht 1901-1941, rubriek 63. Zie ook hierna noot 19 Ibidem. De notulen van de vergaderingen van B. en W. (vergadering van 26 mei 1920) vermel den als motivering het ontbreken van een brandvrije archiefbewaarplaats. [170] Met enkele opmerkingen naar aanleiding van de brief van mijn ambtsvoorganger uit 1925 wil ik besluiten. Allereerst is er de omstandigheid, dat reeds vóór de invoering van de Archiefwet 1918 gedacht werd aan de mogelijkheid van samenwerking van gemeenten met betrekking tot archiefbeheer (o.a. in een centraal depot)14. Het wetsontwerp van de VAN, defini tief vastgesteld in 1908, getuigde ervan dat de algemene opinie kennelijk met dit punt geen moeite had15. Een enquête van het VAN-bestuur in 1913, naar de bereidwilligheid van een aantal gemeentebesturen om archieven van naburige kleine gemeenten in be heer te nemen, ging zelfs al vrij concreet in de richting van ons 'model Alkmaar'16. Zelfs bleek de Archiefwet 1918 sommige bestuurders onbedoeld? op dit punt aan het denken te hebben gezet17. De bepaling in artikel 18 omtrent het z.g. strafdepot (de overbrenging van gemeentelijke archivalia naar een rijksarchiefbewaarplaats als straf voor verwaarlozing door het gemeentebestuur) was voor Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland aanleiding om in 1920 aan een circulaire aan de gemeentebesturen i.v.m. de invoering van de Archiefwet 1918 de hiervóór genoemde vragenlijst toe te voegen, waarbij elke gemeente zijn voorkeur kon uitspreken voor een 'vrijwillig depot' bij een rijks- of gemeentearchief. In de circulaire zelf formuleerde het provinciaal bestuur het aldus: de mogelijkheid laat zich denken, dat aan die besturen van plattelandsge meenten en van kleine waterschappen, voor wie het bezwaarlijk valt voor een be hoorlijke bewaking hunner archieven te zorgen, in de toekomst de gelegenheid zal worden gegeven vrijwillig die archieven of een gedeelte daarvan over te brengen naar een archiefbewaarplaats eener groote gemeente of naar een Rijksarchiefbe waarplaats'18. Bepaald verwonderlijk is het Moordrechtse idee uit 1925 dus niet te noemen. En mis schien is er zelfs, ter correctie op deze kleine bijdrage tot de geschiedenis van het (streek)archiefwezen in Nederland, wel een concreet geval bekend dat inderdaad in de voor-Alkmaarse periode een kleine gemeente haar oudere archivalia in beheer heeft ge geven bij een naburige gemeentearchivaris. Hoe het ook zij, het plannetje van Pot, om zijn enigszins dubieuze, althans aange vochten positie als fungerend gemeentearchivaris van Gouda nog eens met een Moor- 14 In de Archiefwet 1918 zinspeelt artikel 22 op deze mogelijkheid; zie ook het commentaar van R. Fruin, De Archiefwet 1918 eerste stuk (Alphen a/d Rijn 1919), blz. 51-52. Voorts verwijs ik gemakshalve naar de in het Repertorium op het NAB (Groningen 1975) genoemde num mers 400, 401 en 403. 15 Fruin, a.w., blz. XI. Zie bv. het - als overbodig geschrapte - artikel 17 uit dit ontwerp (Fruin, a.w., blz. XXX). 16 Zie het (redactionele?) artikel: Opneming van kleine gemeentearchieven in bewaarplaatsen van grootere gemeenten, in: NAB 22 (1913/1914), blz. 89-91 (Repertorium nr. 403). 17 Blijkens het commentaar van Fruin, De Archiefwet 1918 zooals zij is gewijzigd en aange vuld bij de wet van 14 mei 1928 derde stuk (Alphen a/d Rijn 1929), blz. 21, is het hierna ge memoreerde 'strafdepot' niet bedoeld om als 'vrijwillig depot' misbruikt te worden. 18 Zie hiervóór, noot 13. Vrijwillige overbrenging naar een rijksarchiefbewaarplaats heeft zich inderdaad nogal eens voorgedaan, zelfs - als ik het juist heb - in de vorm van een 'schenking'. [171]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 38