Het huidige Rijksarchief in de provincie Noord-Brabant. kregen tot het bij brand af te zetten terrein. Hiertoe zouden de rijksarchivaris, de commies-chartermeester en de concierge-boekhouder, tevens klerk, het in de stad' ge bruikelijke onderscheidingsteken moeten dragen. Daartoe kreeg elk dezer een grote brandstok thuis bezorgd. Tenslotte blijkt de angst voor brand uit de verandering van de lichte houten toegangsdeuren naar het depot. Zij werden vervangen door zware dubbel met ijzer beslagen deuren28. Slechts op een enkel punt maakt de rijksarchivaris ten aanzien van het gebouw reserves. Onheilspellend klinkt zijn opmerking: 'De geheele ruimte is genoegzaam geheel noodig voor hetgeen thans aanwezig is'. Aan het zo juist uitgevaardigde K.B. van 9 oktober 1883 (S. 141) volgens hetwelk de oude rechterlijke archieven, die thans nog bij de ge meentebesturen berusten, vóór 1 januari 1889 naar de bewaarplaatsen moeten worden overgebracht, kan met worden voldaan. Ook kan het ministerieel verzoek tot overname van het archief van de Geneeskundige Raad niet worden gehonoreerd29. Hoewel een jaar later uit het verslag over 1884 blijkt, dat met vindingrijkheid heel wat bereikt kan worden, is het gebouw toch te klein. Door in de bewaarplaats gebruik te maken van le ge ruimten en er nog tweeënvijftig kasten bij te plaatsen en op een drietal kamers de daar aanwezige kasten tot de zolder te verhogen, kan men nog heel wat rechterlijke ar chieven van gemeentebesturen overnemen. Al spoedig bleek echter dat dit slechts mar- 28 Versl. R.O.A. VIII 1885 blz. 10 en 11. 29 Versl. R.O.A. VI 1883 blz. 9. [158] ginale oplossingen waren. Om de rechterlijke archieven uit de gemeentearchieven over te nemen had men meer ruimte nodig dan op basis van de ontvangen rapporten en in ventarissen verwacht mocht worden. Het gebouw was binnen enkele jaren na het ge reedkomen veel te klein30. Daarom werd op 21 oktober 1887 tot aanbesteding van een uitbreiding van het gebouw aan de tuinzijde overgegaan. Met de aan te brengen verbe teringen aan het oude gebouw kwam de aanneemsom hiervoor op 38.96031. 7. Collectievorming Onmiddellijk na zijn benoeming begint Krom op zuiver archivalisch gebied orde op za ken te stellen. Hiertoe stelt hij allereerst een twintig pagina's omvattend overzicht sa men van al hetgeen het archief bezit. Hij wil weten wat hij heeft om vandaar uit de col lectievorming, verdere ordening en inventarisatie aan te pakken32. In 1882 leidt een door de minister aan Krom opgedragen onderzoek naar de oude rech terlijke archieven in de provincie tot een zeer lijvig rapport, dat vijfenzeventig pagina's omvat. Het is een prachtige bijdrage tot de institutionele rechtsgeschiedenis van Bra bant. Het rapport geeft een uitvoerig overzicht van hetgeen aanwezig is in de bewaar plaatsen der rechtbanken en gemeentearchieven33. Het samenstellen van dit overzicht vroeg veel van zijn tijd. Ten aanzien van zestig gemeenten moest hij zijn enquêteschrij- ven herhalen. Van vijfendertig gemeenten kreeg hij inventarissen toegezonden. Een twintigtal gemeenten bezocht hij persoonlijk. In een der gemeenten was hij toevallig tij dens zijn bezoek in de gelegenheid een herhaalde verkoop van oude archiefstukken als scheurpapier te voorkomen34. Op basis van de samengestelde overzichten wilde hij zijn beleid tot collectieverwerving uitvoeren, zodra de nieuwbouw gereed zou komen. Een verzameling stukken uit het rijksarchiefdepot in Gelderland, maar deel uitmakend van de oude rechterlijke archie ven van Cuyk, Ravenstein en Megen, had hij wegens plaatsgebrek in 1881 nog niet kun nen opnemen35. Hij kon echter niet altijd blijven weigeren. Zo dreigden de lokalen, waarin op de griffie van de rechtbank te Breda de oude rechterlijke archieven berust ten, in te storten. Op overneming werd bij Krom dan ook erg aangedrongen. In oktober 1882 liet hij, met alle nare gevolgen voor zijn eigen werk, toch maar de zeer belangrijke archieven overbrengen. Het betrof: 1de archieven van Raad en Leenhof van Brabant, 2. die van het Hof van Justitie van Bataafs Brabant, 3. die van het Departementaal Gerechtshof van Brabant 4. en de archieven van de rechterlijke colleges, die in 1811 opgeheven werden en wier rechtsgebied zich bevonden had binnen het ressort van het opgericht tribunaal de première instance van het arrondissement Breda36. 30 Versl. R.O.A. VII 1884 blz. 7, VIII 1885 blz. 10 en 13. Zie ook Prov. Versl. 1886 blz 6 31 A.R.A. Biza K. en W. nr. 81. 32 Opgenomen in het Prov. Versl. van 1879 blz. 14-36 en in Versl. R.O.A. II 1879 blz. 10-22 33 Opgenomen in Versl. R.O.A. V 1882 blz. 14-90. 34 Versl. R.O.A. V 1882 blz. 12-13. 35 Versl. R.O.A. IV 1881 blz. 9. 36 Versl. R.O.A. V 1882 blz. 11. [159]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 32