het Gouvernementsgebouw gelegen huizen die mede tot archief zouden worden bestemd. Toch vlotte het niet met de verbouwing van de aangekochte huizen. De inge zonden plannen en begrotingen voor de verbouwing schijnen bij de rijksarchitect aan leiding te hebben gegeven tot bedenkingen20. Op 15 april 1880 (dus na de omzetting van provinciaal- tot rijksarchief) zendt de provincie een nader ontworpen plan aan de mi nister van Binnenlandse Zaken. Het betreft de verbouwing van de door het Rijk aange kochte woningen in de Waterstraat21. Hierna komt er schot in de zaak. In het najaar brengt de minister een post van 10.000,op de begroting ten behoeve van een nieuw archiefgebouw te s-Hertogenbosch22. In september komt de rijksbouwkundige voor de gebouwen van het onderwijs Van Lockhorst bij de rijksarchivaris Krom met een nieuw schetsontwerp en een kostenbegroting. Tevens is een voorlopige opgave van eisen bijge voegd. Omdat de minister met de zaak spoed maakt, stelt de bouwkundige voor de week daarop hiervoor samen te komen. Op 28 september komt Krom hiertoe uit Arn hem van verlof terug. Daarna is ook nog een alternatief plan ontworpen en komt men, na enig uitstel in verband met familie-omstandigheden bij de bouwkundige, weer sa men op 5 november. Op 15 november heeft de minister het plan in huis23. De gang van zaken voltrekt zich daarna zo snel, dat op 23 augustus 1881 de inschrijvingen van een vijftiental aannemers plaats vinden en dat de gunning na de goedkeuring van de mi nister op 10 september 1881 kan geschieden. De op een na laagste inschrijver, J. van Groenendaal te Loosduinen, zou het nieuwe archief gaan bouwen voor de aanneemsom van 57.000 gulden24. Hoe snel men in die tijd ook wist te werken de huidige rijksarchivaris zal wel ver zuchten: 'Had ik maar in die tijd geleefd' zijn voorganger Krom moest nog een moeilijke tijd doormaken; een tijd waarin hij zelf overigens niet tactisch is opgetreden. In verband met de afbraak van het huis, waarin het nieuw-archief van de provincie was gevestigd, moest het oud-archief dat was opgeslagen in het Gouvernementsgebouw hieruit verdwijnen om plaats te maken voor het nieuwe provinciale archief. Aanvanke lijk had het provinciaal bestuur dit willen voorkomen door tijdelijk een loods op de binnenplaats van het Gouvernementsgebouw te plaatsen. Dit plan was in Den Haag echter niet zo goed ontvangen. Men had daar meer belangstelling voor ruimte elders in de stad. Uiteindelijk viel het oog op een aantal zolders in de Citadel 'Papenbril'. Krom was echter verre van meegaand om aan een dergelijke oplossing mee te werken. In het begin wist hij de minister blijkbaar voor zijn adviezen te winnen. Uiteindelijk zou een ontactisch optreden toch in zijn nadeel werken. In een schrijven van 21 oktober 1881 wijst hij de minister op een viertal volgens hem in het Gouvernementsgebouw bestaan de mogelijkheden. Hij schrijft hierbij, dat hij hierop vroeger reeds had willen wijzen, indien hij niet gemeend had, dat het ongepast was dit te doen, omdat het in strijd was met de wensen van de Commissaris des Konings en wellicht ook van Gedeputeerde 20 Prov. Versl. 1878 blz. 4 en idem 1879 blz. 13. 21 Prov. Versl. 1879 blz. 14. 22 Prov. Versl. 1880 blz. 4-5. Rijksarchief Noord-Brabant Agenda Algem. Zaken Verz. brieven 1880-1885. Idem Ing brie ven. 24 A.R.A. Biza K. en W. arch. nr. 81. [156] Staten. Hij moet met zijn advies de Commissaris en Gedeputeerde Staten erg tegen de haren hebben ingestreken door zich hierin met de interne verdeling van de ruimten in het Gouvernementsgebouw te bemoeien. Een zin als 'Wat de audientiekamer betreft, zonder enig bezwaar zou de Commissaris des Konings tijdelijk audiëntie kunnen geven in zijn zoogenaamde Kabinet.deel uitmakende van het Gouvernementsgebouw', ge tuigt ten opzichte van de Gouverneur van grote bemoeizucht. Hij besefte intussen zelf gevaarlijk spel te spelen. Dit blijkt uit zijn toevoeging: 'Intusschen behoef ik U.E. niet te verzekeren, dat ik ten deze tegenover de bovengenoemde autoriteit in een moeilijke positie kom. In het belang van de zaak en aangenaam voor mij zou het zijn, indien U.E. tegenover hen kondt doen uitkomen, dat het initiatief niet van mij is uitgegaan'. Vanzelfsprekend hebben Gedeputeerde Staten heel goed begrepen waar de minister zijn informatie vandaan had, toen hij bij brief van 24 oktober dit college de mening over de ze ruimten vroeg. Naar aanleiding van dit advies besluit de minister op 4 november 1881, dat Krom onverwijld zijn archieven naar de Citadel moet overbrengen. Hoezeer Krom door zijn ontactisch optreden zijn naam ook op het departement van Binnen landse Zaken geen goed deed blijkt bij gelegenheid van zijn brief op 22 november aan de minister waarin hij schrijft: 'Daar intussen de lokalen in de Citadel zijn zolders, en bovendien daar niet kan gestookt worden, zoo zal het Uwe Excellentie duidelijk zijn, dat ik daar onmogelijk voortdurend aanwezig kan zijn, en evenmin daar bureau kan houden'. In de kantlijn van deze brief, waarin hij machtiging vraagt thuis bureau te mogen houden, staat aangetekend: 'Een lastig man. Het spreekt immers vanzelf'. Het archief moest uitwijken naar twee zolders en een zolderkamer in de Citadel Papen- bril. Dit gebeurde half november 188125. Tegen 1 september 1882 moest op bevel van de militaire autoriteit een der ruimten weer worden ontruimd. Hiervoor werd accommoda tie gevonden in een paar zoldervertrekken van het rijksgebouw waar het kantoor van de hypotheken was gevestigd26. In het tweede halfjaar van 1883 kwam de lang gewenste nieuwbouw van het rijksarchief gereed. Begin september had de eerste overbrenging van stukken plaats en vóór decem ber was alles overgebracht. Het nieuwe gebouw werd door de rijksarchivaris in de meeste opzichten als voortreffelijk geprezen. Vooral in tweeërlei opzicht had hij een woord van lof. Allereerst ten aanzien van de droogte van het gebouw. Er was na enige tijd zelfs geen spoor van vocht in te ontdekken. Vervolgens was er lof voor de brand- blusmiddelen. Deze bestonden o.a. in een vaste waterleiding door het hele gebouw, ver bonden aan reservoirs op de zolder, waar het water van de Dieze ingebracht werd door middel van een zuig- en perspomp27. Hoe bang men was voor brand, blijkt ook uit de aanschaf van lantaarns om 's nachts bij brand goed de weg te vinden. Vervolgens uit het feit, dat in 1885 van Burgemeester en Wethouders het recht van toegang werd ver- 25 Een groot deel van de correspondentie van de materie is te vinden in A.R.A. Biza K. en W. 1875-1918 arch. nrs. 79-81nr. 80. Zie voorts ook Rijksarchief Noord-Brabant, Agenda Algeme ne Zaken, Verz. brieven 1880-1885 nrs. A.Z. 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54 en 56 en idem Ing. brieven nrs. A.Z. 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 49, 50, 51, 52 en 54. Cfr. Versl. R.O.A. (Verslagen omtrent 's-Rijks Oude Archieven) IV 1881 blz. 8. 26 Versl. R.O.A. V 1882 blz. 11. 27 Versl. R.O.A. VI 1883 blz. 9. [157]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 31