geleden echter betekende hij een belangrijke omslag in ons cultuurbeleid. De bestude ring van de eerste zes jaren van het Bossche rijksarchief heeft ons tot de bevinding ge bracht, dat de vormgeving van een nieuwe archiefzorg in de provincie een bijzonder ge beuren was. 2. De situatie van het archiefwezen op de helft van de vorige eeuw Aan de in het begin van de tweede helft van de vorige eeuw opkomende belangstelling voor het behoud van het cultureel erfgoed heeft ook het archiefwezen deel gehad. Pas langzaam aan heeft men duidelijk zicht gekregen op wat een archief kan betekenen. Het kan een instrument zijn dat de overheid ten dienste staat bij de bepaling van haar beleid. Het kan ook voor de overheid en burgers een hulpmiddel zijn voor het bewijzen van hun rechten en plichten. Ten slotte kan het archief als een onmisbare kenbron van ons verleden fungeren. Op rijksniveau werd in de jaren rond 1874 in totaal ongeveer 18.000,— voor het ar chiefwezen aan personeelskosten en materiële uitgaven uitgetrokken; dit was nu niet een bedrag om over naar huis te schrijven2. Had de begrotingswetgever al niet veel oog voor het rijksarchiefwezen, ook het in 1874 opgerichte en maar kort bestaan hebbende college van rijksadviseurs voor de monumenten van geschiedenis en kunst blonk niet uit door daadkracht inzake het archiefwezen; dit ondanks het feit dat vanaf de eerste vergadering deze tak van overheidszorg op zijn agenda's voorkwam. Ofschoon het commissie-lid Enschede en de correspondent Scheffer (gemeente-archivaris van Rotter dam) ontwerpen en nota's voor een regeling op tafel legden, wist het college niet tot een echt ingrijpend voorstel met betrekking tot het archiefwezen te komen3. In de uitvoerende sector was het evenmin rooskleurig met het rijksarchiefwezen gesteld. Een oordeel uit 1878 over het Algemeen Rijksarchief spreekt boekdelen. Het luidde: 'Aan het Archief wordt Summa Summarum weinig gewerkt tengevolge van de slapheid van den Archivaris. De ambtenaren (sommige althans) komen circa kwart over elf, gaan van half twaalf tot twee uur koffie drinken en verdwijnen om 3 uur'. Dit was het oordeel van Victor de Stuers, sedert 1874 het hoofd van de afdeling Kunsten en Weten schappen van het departement van Binnenlandse Zaken4. Maar op provinciaal niveau was het zeker in Brabant niet beter. Het provinciaal verslag van 1857 vermeldt nog dat een provinciaal archief, zoals dat gevonden wordt Op de rijksbegroting 1874 werden de volgende posten uitgetrokken: 1 10-790>— voor personeel bij het Rijksarchief te 's-Gravenhage, welk bedrag bij nota van wijziging werd verhoogd met 1000,om nog een tijdelijke kracht in dienst te nemen. 2 2.500,— voor materiële uitgaven van het Rijksarchief te 's-Gravenhage. 3 3.900,— voor toelagen aan negen provinciale archivarissen, een opzichter bij het provinciaal archief van Gelderland en voor de kosten van de verzamelingen van de vijf kapittels van Utrecht. F. J. Duparc, Een eeuw strijd voor Nederlands erfgoed, 's-Gravenhage 1795, blz. 401. 3 Duparc a.w. blz. 401-403. 4 Duparc a.w. blz. 403. in sommige andere provincies, in Noord-Brabant niet bestaat5. Ofschoon in de provin cie Noord-Brabant op 11 juli 1859 besloten werd tot oprichting van een archiefbewaar plaats als provinciaal archief en sedert 1860 een provinciaal archivaris functioneerde6, was het archiefwezen niet goed georganiseerd, laat staan dat het een centrum van cul tuurbeoefening was. Het oudere deel van het provinciaal archief besloeg in 1860 niet meer dan 100 meter. En ook al werd het door de zorg van Dr. Wolters, provinciaal ar chivaris, in 6 a 7 jaar door bruiklenen van het Algemeen Rijksarchief verdrievoudigd, men kan niet zeggen dat het een bloeiend archief was, ook al nam de belangstelling be hoorlijk toe7. Mag men voor een stuk een verklaring voor de beperkte taakstelling van het archief zoeken in het feit dat Noord-Brabant niet zoals andere provincies archivalia in eigen be heer kende van vóór 1795, anderzijds laten de feiten van enkele jaren later zien, dat als men maar een bepaalde visie had weten op te brengen, ook met een beperkt bezit toch andere resultaten hadden kunnen worden verkregen. Als de bestuurders deze visie mis sen en de geëigende maatregelen achterwege laten, mag men van een slecht betaald part-time archivaris niet te veel verwachten. Als deze bovendien rijksadvocaat is in de provincie en daarnaast rechter-plaatsvervanger, leidt dit vanzelf tot geringe belangstel ling voor het archivarisschap. Het oordeel van dezelfde Victor de Stuers over de toen malige provinciale archivaris was niet mals. Hij schreef in een nota van 10 april 1876 op zijn markante wijze: 'Ik heb den indruk en nagenoeg de zekerheid bekomen dat de pro vinciale archivaris mr. van Zinnicq Bergmann niets of niet veel uitvoert. Hij is advo- kaat en legt zich zeer toe op de practijk. Volgens zijn instructie moet hij er Donderdags voor het publiek zijn, doch hij zeide mij zelf dat hij in den regel niet komen kan, maar dan de overige dagen wel eens verschijnt. Extra-aptitude voor archivaris heb ik ook vroeger niet in hem kunnen ontdekken. Zou hij die thans verkrijgen, dan hadde hij er zich vrij wat meer op toe te leggen'8. 3. De oprichting van de rijksarchieven Het zal uit de twee citaten van de heer de Stuers duidelijk zijn, dat hij de drijvende kracht was achter de activiteiten die door de minister van Binnenlandse Zaken met be trekking tot de reorganisatie van het archiefwezen werden ontwikkeld. De Stuers heeft in even sterke mate, als hij dat heeft gedaan voor onze monumenten en musea, zijn 5 Provinciaal Verslag Noord-Brabant (voortaan te citeren als Prov. Versl.) 1857 blz. 68. Men raadplege voor het ontstaan van het provinciaal archief in Noord-Brabant L. P. L. Pirenne, P. van Iterson en P. G. J. M. Wagenaar, De Rijksarchieven in Nederland, twee delen, 's-Graven- hage 1973, d. 2 blz. 528-530. 6 Op 2 maart 1860 werd Dr. J. F. H. Wolters, conrector van het Stedelijk Gymnasium, aan gesteld tot provinciaal archivaris. Hij genoot een jaarwedde van 400,—, waarvan de helft door het rijk werd gesubsidieerd. Prov. Versl. 1860, blz. 82-83. Dr. Wolters fungeerde van 1860-1872. 7 Prov. Versl. 1859 blz. 82-83, 1860 blz. 67-69, 1866 blz. 23-25, 1867 blz. 17-18, 1868 blz. 18-20, cfr. Pirenne a.w. blz. 528-529. 8 Geciteerd door Duparc a.w. blz. 427 noot 136. Mr. E. van Zinnicq Bergmann was archivaris van 1872-1879. [151]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 28