denbestanden afschreef uit het oogpunt van efficiëntie en uit veiligheidsoverwegingen. Immers had men de oorkondeteksten bijeen in een boek, dan waren zij gemakkelijker op te zoeken en behoefden de originelen niet geraadpleegd of aan instanties te worden getoond en leden zij niet door gebruik of vervoer. De aanleg van cartularia was de mid deleeuwse variant van de huidige substitutiefotografie. In tweede instantie kon een car- tularium ook dienst doen als inventaris, mits het was ingedeeld en de indeling met die van de charters in het depot overeenstemde. Vele, vooral oude cartularia missen alle vorm van systematiek. Everhard van Fulda, die in de 12e eeuw een cartularium voor zijn abdij aanlegde, verontschuldigde zich in een woord vooraf, dat hij geen indeling naar personen noch naar tijden had kunnen maken vanwege de wanorde in het archief. Ik heb de eerste de beste oorkonde, die ik vond, maar gepakt, zegt hij, overgeschreven en teruggelegd en daarna de volgende69. Ook in het cartularium van de dom te Utrecht uit het tweede kwart van de 13e eeuw is nauwelijks of geen systematiek te ontdekken, noch in het cartularium van de abdij Rolduc, aangelegd door Conradus in 1225, noch zelfs in het vroeg-14e eeuwse cartularium van een zo geavanceerde abdij als Ten Duinen70. Gemakzucht van de kartularist zal hierbij wel een zekere rol hebben gespeeld, want er zijn, weliswaar buiten de Nederlanden, ook zeer vroege voorbeelden van ingedeelde cartularia, zoals het door Cozroh in het tweede kwart van de 9e eeuw voor de dom van Freising in Beieren vervaardigde cartularium van partikuliere schen kingsoorkonden. Toen Cozroh zijn werk begon bevatte het archief reeds 600 van zulke oorkonden en hij schreef ze af, ingedeeld per episkopaat71. Hij moet dus van te voren ook de originelen op die wijze hebben gegroepeerd en waarschijnlijk heeft hij ze ook zo teruggelegd. Het idee, dat het aanleggen van een cartularium een zekere voorafgaande ordening van het chartrier vereiste, waarvan het cartularium dan een weerspiegeling zou zijn, waar door de bruikbaarheid werd verhoogd, brak in de 13e eeuw baan, maar sommige kerke lijke instellingen hebben het pas laat begrepen en andere hebben het nooit gevat. Een vluchtig onderzoek in dezen wijst uit dat de Zuidelijke Nederlanden de Noordelijke ver vooruit waren. De inventarisatie in welke vorm ook van toch belangrijke archieven als van de abdijen van Egmond, Rijnsburg en Middelburg en van de Utrechtse kapittels is in de 13e, 14e en 15e eeuw bepaald achterlijk vergeleken bij die van vele Zuid- Nederlandse instellingen72. De meest primitieve vorm van inventarisatie was het syste- Notare debent legentes, ne scriptori culpam important, eo quod non est hoe opus ordinatum secundum vices personarum et secundum ordinem temporum. Singulas enim scedulas accepi- mus a hbrano, sicut poterant inveniri. Quibus redditis alias accepimus, W. Wattenbach Das Schriftwesen im Mittelalter, Leipzig 18752, blz. 536. Tweede cart. Liber donat. imper., ed. Muller Fz., Oudste cartularium, blz. 141-167; P. C. Boeren, De oudste oorkonden der abdij Roduc en de Annales Rodenses, Den Haag 1949, blz. 142-145; arch. Groot-Sem. Brugge, abdijen Ten Duinen-Ter Doest, nr. 169/34. Een aantal oorkonden was reeds vóór Cozroh verloren gegaan: alia oblivioni tradita, alia invi- dorum insidiis direpta, seu etiam per eductionem perdita necnon per incuriam custodium abiecta, Th. Bitterauf, Die Traditionen des Hochstifts Freising, I, München 1905 blz 1 Wij danken dr. J. G. Kruisheer, die ons in de gelegenheid stelde het nog niet gepubliceerde ateriaal voor het Oorkondenboek van Holland en Zeeland tot 1299 in te zien. [140] matisch dus niet incidenteel aanbrengen van een korte aanduiding van de inhoud op de rug van het charter. Dit werd al vroeg in praktijk gebracht: in het Utrechtse ka pittel van S. Jan al omstreeks 1180, in de abdijen van Rijnsburg, Middelburg, Ten Dui nen en Ter Doest in de 13e eeuw. Abt Willem van Rijkel van de abdij van Sint-Truiden ging in het derde kwart van de 13e eeuw al verder en deelde de oorkonden in, waarbij hij de dorsale regesten op de charters liet korresponderen met de rubrieken in zijn tege lijkertijd vervaardigde cartularium73. Hij maakte daarbij nog geen gebruik van signatu ren, zoals wij dat al in 1259 voorgeschreven vinden door het domkapittel van Lilbeck. Voorafgaand aan de inschrijving in een cartularium diende volgens het kapittelbesluit een ordening van het chartrier plaats te vinden met het aanbrengen van signaturen74. Dit besluit stond blijkbaar niet op zichzelf, want in de Zuid-Nederlandse abdijen van Cambron en Gellingen zien wij deze werkwijze al in de 13e eeuw in praktijk gebracht, zij het niet op dezelfde manier. In Cambron korrespondeerden de op de rug van de charters aangebrachte romeinse cijfers met een rubrieksindeling van het cartularium volgens geografische beheerseenheden75, in Gellingen met een rubrieksindeling volgens afzenders in hiërarchische orde, waarbij de op de rug van de originelen geplaatste cij fers binnen elke rubriek begonnen bij I76. Het grote cartularium van de abdij Ten Dui nen uit de tweede helft van de 14e eeuw trachtte beide systemen te kombineren door het plaatsen van een hiërarchische kop op een in de grond geografische indeling77. Beide inventarisatiesystemen ziet men nog lang naast elkaar in praktijk gebracht, doch het ge ografische had de toekomst. Perfekt uitgewerk werd het in 1380 door Jan van Turn hout in de abdij van Averbode: een geografisch kader van exploitatiecentra en daar binnen een chronologische volgorde, waarbij alle latere aanwinsten in het systeem kon den worden gepast door telkens het aantal dozen per rubriek te vermeerderen78. De kombinatie van kartularisatie en inventarisatie toont aan dat de originelen niet als waardeloos werden beschouwd, wanneer de tekst was afgeschreven. Men krijgt het idee dat deze opvatting in een vroegere tijd niet algemeen gehuldigd werd, als men de on achtzaamheid ten aanzien van de Utrechtse originelen, die in de 10e eeuw te Deventer en Sint-Odiliënberg achterbleven, in aanmerking neemt en dit geval staat niet op zich- 73 RA Hasselt, abdij S. Truiden, nr. 6678/5. 74 Quecumque ex antiquis temporibus scripta privilegiorum diffusa investigatione sagaci decre- vimus in id ipsum conducere, conducta signare et signata vivido registrali textui commendare, ex quibus preterita vetustissima tanquam presentia locupletius quam existiment posteris arri- debunt, W. Leverkus, Urkundenbuch des Bisthums Lübeck, I, Oldenburg 1856, nr. 141 (1259 sept. 11-21). 75 Arch, aartsbisdom Mechelen, abdij Cambron, niet geïnventariseerd (vetus chartularium Cam ber onense). 76 A. Louant, Le cartulaire primitif et le classement ancien des archives de l'abbaye de Ghisleng- hien, in: Revue d'histoire ecclésiastique, 39 (1938), blz. 776-785. 77 RA Brugge, aanw. nr. 3466; [F. van de Putte en D. van de Casteele] Chronica et cartularium monasterii de Dunis, 3 dln., Brugge 1864. 78 PLefévre, De l'utilité des cartulaires pour le classement et la publication des documents pro- venant des anciennes institutions religieuses, in: Archives et bibliothèques de Bejgique, 3 (1926), blz. 59-63; dezelfde, Documents relatifs a la gestion d'Arnould de Tuldel, abbé d'Averbode de 1368 èt 1394, in; Analecta Praemonstratensia, 31 (1955), blz. 292-343. [141]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 23