Luik gebonden zijn aan een eed, sinds 1589 moest de scholaster zich onder hen bevin den. Hun instruktie week in zoverre af van de Luikse en Utrechtse statuten, dat de be waking van de zegels er niet meer in was opgenomen en dat er uitsluitend over het archief werd gesproken. Zij moesten bovendien een administratieve handeling plegen, want behalve dat zij de cijnsakten moesten beheren, dienden zij ook de inkomsten daaruit te boeken. Een stap verder is het beheer van geldelijke fondsen in de archieven, dat wij overigens al in de 9e eeuw in de kathedraal van Kamerijk tegenkomen. Een boe tebepaling in een oorkonde van Lodewijk de Vrome uit 816 bestemt 2/3 van de boete voor de kerk, te deponeren in het archief, en 1/3 voor de fiscus56. Vanaf 1505 werden ook in het archief van het Utrechtse S. Pieterskapittel gelden gestort, in een aparte kist, ten behoeve van herstel en aankoop van liturgische kleding57. De sleutelbewaarders werd opgelegd jaarlijks rekening en verantwoording te doen. Ook ten aanzien van het kapittel van S. Marie vernemen wij in 1527 van gelden in de archieven58. Gedurende de verdere eeuwen van het bestaan van deze kapittels werden inderdaad ieder jaar rekenin gen overgelegd van ontvangsten en uitgaven van het fonds in de archieven, dat naast geld ook obligaties bevatte. De meeste van de rekeningen van de sleutelbewaarders zijn bewaard59. De andere kapittels in Utrecht hebben dit voorbeeld, naar het schijnt, niet gevolgd. Het kapittel van S. Marie gaf trouwens nog een ander staaltje van oneigenlijk gebruik van archiefdepots te zien, toen het in 1515 in zijn archief een kerker inrichtte voor boosdoeners onder zijn eigen leden, kompleet met vaste voet- en handboeien60. De sleutelbewaarders voerden niet alleen een passief beheer over de archieven, soms met inbegrip van geld en boosdoeners, bij tijd en wijle verrichtten zij ook inspektie en uit de 15e eeuwse rekeningen van de dom van Utrecht blijkt dat zij daarvoor werden be loond, dus zal het een karwei van enige omvang zijn geweest61. Verder hadden zij te maken met interne dienstverlening ten behoeve van de kanunniken, vikarissen en perso neelsleden. In het Luikse statuut van 1250 werd de uitlening van archivalia beperkt tot een maand en werd het geven van een pand verplicht gesteld62. In 1560 werd de kanun niken verboden archivalia mee naar hun huizen te nemen63. In Maastricht had het ka- 56 Videlicet ut duae partes in archivum ipsius aecclesiae admittantur et tertiam fiscus regalis reci- piat, Gesta episcoporum Cameracensium, ed. Bethmann, blz. 416 (816 apr. 15). 57 RA Utrecht, kapittel S. Pieter, nr. 752 (1505 mrt. 6). 58 Ibidem, kapittel S. Marie, nr. 40-8 (1527 mrt. 2). 59 Ibidem, kapittel S. Pieter, nr. 753; kapittel S. Marie, nr. 1787. In het archief van het S. Ser- vaaskapittel te Maastricht werden volgens een bepaling uit 1623 de gelden, ontvangen uit de sterfhuizen van kanunniken ten behoeve van hun jaargetijde gedeponeerd. De scholaster deed hiervan als sleutelbewaarder rekening, RA Maastricht, kapittel S. Servaas, nrs. 97-103. 60 Domini decanus et capitulum unanimi consensu et voluntate deputarunt in archivis nostrae ec clesiae carcerem fore pro malefactoribus nostrae ecclesiae membris et suppositis volueruntque inibi compedes et vinculo fieri ad paenam malefactorum eorundemRA Utrecht, kapittel S. Marie, nr. 28-2 f° 286 (1515 okt. 11). 61 Item dedi 25'"aprilis magistri Petro de Gouda, magistri Jacobo Dibbout et magistri Petro Hasert pro visitacione litterarum in archivis cuilibet 12 flor. Rijn., N.B. Tenhaeff, Bronnen tot de bouwgeschiedenis van den dom te Utrecht, II, 1, (R. G. P. grote serie, 88), blz. 361, (rek. 1461-'62). Ook in andere jaren ziet men gelden uitgetrokken pro tribus clavigeris, blz. 303 1421 -'22), enz. [138] pittel in 1582 moeilijkheden met een uit de hand gelopen uitlening. Keer op keer werden kanunniken gezamenlijk of individueel bevolen de stukken, die zij onder zich hadden, aan de sleutelbewaarders terug te geven en soms blijkt een verklaring onder ede nood zakelijk, dat zij niets hebben achtergehouden64. In het domkapittel van Utrecht had de bisschop, volgens het rechtsboek van Wstinc, ten alle tijde het recht archivalia te raad plegen, mits inachtneming van de regels65. Van het Utrechtse kapittel van S. Marie is een registertje van uitgeleende stukken bewaard uit de periode 1457-1464, waaruit wij kunnen opmaken dat deze meestal met bepaalde rechten van financiële aard te maken hadden. In het domarchief begint de serie uitleenregisters in 151966. Er werd ook akwisitie bedreven. Natuurlijk was er de normale toevloeiing van stukken, afkomstig van de lopende administratie, maar daarnaast verkregen de kapittelarchie ven aanwinsten, soms massale met stukken uit verschillende eeuwen, afkomstig van erf genamen van vroegere funktionarissen67. In Luik liet men sinds 1611 erfgenamen en exekuteurs van boedels van kanunniken zelfs een eed afleggen tot teruggave van be scheiden van de kapitteladministratie68. Bij tijd en wijle en niet dan krachtens uitdrukkelijk bevel deden de sleutelbewaarders ook aan inventarisatie, maar dit was kennelijk niet hun sterkste zijde. Over het alge meen schijnt het ons toe dat het niet de kapittels waren, die hierin uitblonken, maar de abdijen. De eerste inventarisatie betreft steeds het chartrier en hangt nauw samen met de aanleg van cartularia. Afschrijven en inventariseren van charters ging soms gelijk op, al is dit zeker geen wet van Meden en Perzen. Het kleine cartularium van de 11 oor konden was door de Utrechtse bisschop in het begin van de 10e eeuw te Deventer ver vaardigd met een speciaal oogmerk, te weten het verkrijgen van bevestiging van vroege re koninklijke schenkingen. Het cartularium van de 7 oorkonden uit omstreeks 1179, dat wij voor Oudmunster kunnen rekonstrueren, had een soortgelijk beperkt doel. Daarnaast werden elders al algemene cartularia vervaardigd, waarin men hele oorkon- 62 Et feratur excommunicationis sententia per decanum auctoritate nostra in omnes illos qui ali- quid habent de thesauro, libris, ornamends, cards seu privilegiis ecclesie, nisi restituant infra mensem, nee de cetero liber aliquis ecclesie alicui edam canonico concedatur nisi sub bono pignoreBormans en Schoolmeesters, a.w., I, nr. 479 (1250 nov. 9). 63 Nullas litteras originates seu alias quascumque intra archiva inclusas exportabunt in domos suas aut cuiquam tradent, edam ad cuiuscumque postuladonem seu requisitionem, ididem, I, blz. XXVIII, nt. 1 (1560 mrt. 6). 64 RA Maastricht, kapittel S. Servaas, nr. 2 (resoluties) f° 79 (1582 mrt. 8), f° 84v (1582 sept. 24), f° 89 (1582 nov. 19), f° 89v-90 (1582 nov. 26). 65 Littere et privilegia, que statum universalem dyocesis et mensam episcopalem concernerunt, sunt in archivo nostre ecclesie de iure et consuetudine reservanda, episcopo et illis, ad quos pertinent, sub cautela ydonea necessitatis tempore exhibenda, Rechtsboek, ed. Muller Fz, blz. 5. 66 RA Utrecht, kapittel S. Marie, nr. 32; domkapittel, nr. 51. 67 Zulke aanwinsten in Utrecht: domkapittel, nr. 41 (1578), nr. 42 (1579), kapittel S. Marie, nr. 41-5 (1595 nov. 7), nr. 33 (1680), kapittel S. Jan, nr. 27 (1667), enz. 68 Item iurabunt quod omnes et singulas chartas et scripturas spectantes ad capitulum seu eccle- siam hanc concernentes, sive propria sive aliena manu scriptas, sive sint originalia sive copiae, ad manus capituli seu ab eodem deputato stadm absque mora et gratis reponent, Bormans en Schoolmeesters, a.w. I, blz. XXXI, nt. 2 (1611 mrt. 6). [139]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 22