De staatssecretaris van CRM aan het woord. Rechts prof. Van Deursen en mevrouw Soemartini.
Foto Rijksarchiefdienst.
weer. Sedert 1932 bood het al geen ruimte meer voor het opnemen van enigszins om
vangrijke archieven. Het winterseizoen 1978/1979, toen het smeltwater rijkelijk naar
binnen stroomde, was als het ware een laatste bevestiging van de juistheid en noodzake
lijkheid van de inmiddels bijna gereed gekomen nieuwbouw.
Aan de heugelijke gebeurtenis van vandaag, de officiële ingebruikneming van het Alge
meen Rijksarchief, is dus veel vooraf gegaan. Maar nieuwbouw is nu eenmaal niet van
de ene op de andere dag gerealiseerd. Dit soort processen vergt veel tijd. In de tweede
helft van de jaren 60 werden de reeds lang bestaande nieuwbouwplannen opgediept uit
de archieven, waar deze terecht gekomen waren. Het program van eisen kwam in 1970
gereed, terwijl een jaar later het architectenbureau Sj. Schamhart opdracht kreeg voor
het maken van een structuur-ontwerp.
Als plaats van vestiging werd toen gekozen het terrein van het oude Bronovo-
ziekenhuis aan de Laan van Meerdervoort in 's-Gravenhage. Veranderde inzichten leid
den ertoe dat evenwel op die plaats geen archief van voldoende omvang verwezenlijkt
kon worden. Van dit plan werd dan ook afgezien. In overleg met de gemeente
's-Gravenhage werd vervolgens in 1973 gekozen voor de huidige plaats in het Bezuiden-
höut. Op 3 maart 1976 kon de toenmalige minister van CRM, met assistentie van de
algemene rijksarchivaris de bouw, door het graven van het eerste gat, laten aanvangen.
In juni 1978 kon het pannenbier gedronken worden, terwijl anderhalf jaar later, in
december 1979, het gebouw feitelijk kon worden betrokken.
[8]
Voor de bereikbaarheid van het Algemeen Rijksarchief is de situering ideaal te noemen.
Trein, bus en tram zijn in de onmiddellijke nabijheid, terwijl voor de autorijder vol
doende parkeergelegenheid aanwezig is in de aangrenzende parkeergarage. Vlak naast
het Algemeen Rijksarchief is de Koninklijke Bibliotheek in aanbouw. Voor beide in
stellingen zal deze nabuurschap functionele en ruimtelijke voordelen bieden. In bouw
kundig opzicht is er reeds in voorzien, dat in een gemeenschappelijk deel tussen de bei
de informatie-beherende instellingen vergaderzalen, aula en kantine zijn bijeen
gebracht.
Door de reeds door de minister van VRO genoemde inwonende instellingen wint het
complex nog meer aan waarde.
Aan de buitenzijde is het geheel in baksteen opgetrokken. In de witte gevels is een deco
ratie aangebracht met een afwijkende kleur gevelsteen, een ontwerp van de kunstenaar
Aad Verhoog. De binnentuin is aangelegd naar een ontwerp van de tuinarchitect de
heer Harberts; het ontwerp van het beeld in deze tuin is vervaardigd door mevr. Blaisse.
Ik meen voorts dat architect Sjoerd Schambert op bijzonder goede wijze het Algemeen
Rijksarchief vorm en inhoud heeft gegeven.
Velen met mij zullen dankbaar zijn voor deze waardevolle nieuwe aanwinst. Ik ben ver
heugd een dergelijk geschenk vandaag in ontvangst te mogen nemen.
Ons openbaar archiefwezen ik duik nu even in de historie gaat terug tot de Franse
revolutiewetten uit 1790 en 1794. De Franse burger kreeg de bevoegdheid om
staatsstukken in te zien en aldus de mogelijkheid zijn afgevaardigden naar de Nationale
vergadering te controleren.
Onder de leuze 'Vrijheid, gelijkheid en broederschap' nam het toenmalige Frankrijk
deze denkbeelden mee in zijn expansiedrift.
De reactie en restauratie, die op de revolutie volgde, beperkte de openbaarheid tot de
historische stukken. In 1802 werd een archivaris van de Bataafse Republiek benoemd,
wiens taak het was archieven van vóór 1648 op te sporen en te inventariseren. Deze
taken zouden langzamerhand worden uitgebreid. In 1814, toen de eerste Lands Archi-
varius werd aangesteld, omvatte zijn taak de gehele periode vóór 1794, terwijl 15 jaar
later deze grens werd verlegd tot aan 1813.
In 1829 is een daadwerkelijk begin gemaakt met de openbaarheid van het rijksarchief te
's-Gravenhage, toen de beheerder gemachtigd werd toegang te verlenen tot de archief
bescheiden, aan alle hem vertrouwde personen, die in het algemeen belang geschied
kundige nasporingen wilden doen. Een besluit uit 1856 bepaalde, dat iedereen inge
zetene of vreemdeling toegang kon hebben tot de oude staatsarchieven. De Archief
wet 1918 legde deze openbaarheid vast voor alle naar een archiefbewaarplaats van de
overheid overgebrachte archieven. De Archiefwet 1962, welke in tegenstelling tot haar
citeertitel, eerst in 1968 in werking kon treden, introduceerde een verplichte overdracht
van de overheidsarchieven na 50 jaar, met daaraan verbonden een in beginsel algemene
openbaarheid.
In de loop van de tijd zijn wij dus vertrouwd geraakt met de idee van een openbaar
archiefwezen. In dit verband wil ik nog eens de bekende en kernachtige uitspraak van
Thorbecke memoreren: 'Openbaarheid, dat is de groote, algemeene school van politi
ci