correspondenten. Het is alleen jammer, dat de recensie van Dutilhs inventaris in som mige opzichten blijkbaar minder goed ter harte is genomen9. In het historisch-biografische gedeelte van de inleiding is de vermelding van Koets' werkzaamheden voor de oorlog in Indië wat beperkt gebleven. Een vraag die zich direct voordoet, is, hoe een voor de oorlog in de officiële bestuurspolitiek zo weinig bekende figuur als Koets na de oorlog de voornaamste politieke adviseur van de landvoogd kon worden. Hier had m.i. niet het gegeven mogen ontbreken van zijn activiteiten binnen De Stuwgroep. Sinds 1932 was hij secretaris-penningmeester van die vereniging10. Ongetwijfeld heeft hij in die tijd contact gehad met Van Mook, één der kernleden, en het is waarschijnlijk dat hun ideeën over de staatkundige en politieke toekomst van In dië in menig opzicht overeenstemden. Hetzelfde geldt voor zijn buitengewoon lectoraat aan de Rechtshogeschool in Batavia en de contacten daar en in De Stuw-groep met de befaamde jurist F. M. baron van Asbeck, die na de oorlog ook nauw bij de Indonesi sche problematiek betrokken was11. De verantwoording van de inventarisatie en vooral 'welke ingrepen de inventarisator zich heeft veroorloofd en waarom' had, dacht ik, wel uitvoeriger kunnen zijn12. Bij de onderverdeling van hoofdstuk IIB was een verwijzing naar de inventaris van Dutilh op zijn plaats geweest. De formulering van het verschil tussen de algemene en bijzondere briefwisseling (nr. 1-6 en 27-32) vind ik niet erg duidelijk. Een zinsnede als 'de algemene briefwisseling omvat de brieven van algemene aard' is een nietszeggend pleonasme. Niet alleen de bijzondere, maar deels ook de algemene correspondentie werd 'tijdens' Koets' functie van directeur van het kabinet gevoerd. Vermoedelijk had het 'tijdens' beter door 'uit hoofde van' vervangen kunnen worden. Soms zal het moeilijk zijn een scheiding aan te brengen, maar dan was een aanduiding als 'semi-officiële briefwisse ling' mogelijk toepasselijker geweest. De nadere indeling van beide series verwacht ik trouwens niet in een N.B., maar eerder in de verantwoording. Ook mis ik welke regel voor de volgorde van de beschrijvingen is gehanteerd. Bij het doornemen van de inventaris constateerde ik een doorgaans consequente chronologi sche rangschikking, maar die valt gedeeltelijk weg in de subrubriek B3b na nr. 101. Als Djoko Utomo tussen 1976 en 1977 zijn opleiding volgde, mag ik, gezien de aanvulling uit 1978, aannemen dat de afronding in laatste instantie door een ander is geschied. Diens aandeel had ik ook graag genoemd gezien. Ik vraag mij af of het niet beter was geweest de twee afdelingen Algemeen en Bijzonder te vervangen door drie, Algemeen, Particulier leven en Openbaar leven, zoals Otten dat 9 F. J. M. Otten, 'Bespreking van: M. Dutilh, Inventaris van de papieren van Dr. H. J. van Mook' in NAB LXXX (1976) 40-42. 10 E. B. Locher-Scholten, 'De Stuw, tijdstekening en teken des tijds' in: Tijdschrift voor Ge schiedenis LXXXIV (1971) 52. 11 Locher-Scholten, 52 en 63. J. Charité e.a., Biografisch woordenboek van Nederland. ('s-Gravenhage, 1979) 18-20. 12 Otten, Bespreking, 41. ook bij de papieren van De Jonge heeft gedaan13. In de tweede afdeling hadden dan de Personalia (13), de stukken over zijn studententijd (IIA) en enkele nummers uit hoofd stuk IIG gevoegd kunnen worden. Bovendien zou daardoor de merkwaardige 'vondst' van een volledig particuliere brief van Koets' schoonzuster aan haar dochter (nr. 500) tussen allerlei ambtelijke stukken vermeden zijn. De documentatie is volledig terecht in een aparte afdeling ondergebracht. Evenals bij de papieren van Van Mook vertonen de rubrieken over de Indonesische kwestie een grote onderlinge samenhang en 'het aanbrengen van een preciese scheiding' zal vergelijkbaar 'een helse klus' zijn geweest14. Toch is m.i. onnodig een overlapping gehandhaafd door onduidelijke benamingen voor de subrubrieken B4a en b en de rubriek B5 te kiezen. Verschillende nummers in de laatste rubriek bevatten evenzeer be leidsstukken. Andere nummers, b.v. 355, 368, 370, 375, 377, 379, 387, 390, 395 en 396 hadden misschien beter elders ingedeeld kunnen worden. Daarentegen is de indeling van de rubriek B3 duidelijk beter dan die bij Dutilh. Bij een grote onderlinge samenhang zullen verwijzingen inderdaad onmisbaar zijn, maar het is jammer, dat dat niet altijd consequent gedaan is. Enkele voorbeelden: bij de subrubriek B3b ontbreekt een verwijzing naar de conferenties in Malino en Den Pasar; bij de paragraaf B3c6) wordt niet verwezen naar nr. 375; bij nr. 486 gebeurt dat wel naar 348, maar niet bij 483; bij nr. 263 komt geen verwijzing voor naar 465 en vice versa. In de subrubriek Federale Staten van Indonesië wordt de chronologische volgorde voorafgegaan door een indeling in algemeen en bijzonder. Alleen zijn de bijzondere stukken over de deelstaten voor de algemene stukken geplaatst. Bovendien suggereert de beschrijving van de nrs. 61-73, dat er een negara Kalimantan bestond, maar men is destijds niet verder gekomen dan enige daerahs15. Ook de invoeging van enige beschrijvingen doet bij mij vragen rijzen. Wat is het feite lijke verschil tussen de nrs. 9, 10, 14-17 en 20 in de afdeling Algemeen en de nrs. 552, 555 en 558-560 in het hoofdstuk Overige werkzaamheden? De eerste nummers lijken mij ook eerder tot de varia te behoren. Naar mijn mening is de binnenlandse veiligheid tijdens de souvereiniteitsoverdracht geen algemeen constitutioneel vraagstuk en past nr. 59 dan niet beter bij de nrs. 239-249? Waarom zijn de nrs. 202-217 over de prelimi naire besprekingen in de paragraaf betreffende de onderhandelingen aan boord van de 'Renville' geplaatst? Hoort nr. 287 over onderwijsbeleid niet eerder thuis in de rubriek B9 (zoals de nrs. 495 en 499) in plaats van in de rubriek B4? Bij de formulering van de beschrijvingen stuit ik op een gebruik van zowel titels als namen, b.v. Lt. GG (luitenant-gouverneur-generaal) en Van Mook. Duidt dat een onderscheid aan tussen officiële en semi-officiële stukken? 13 F. J. M. Otten, Inventaris van de papieren van Jhr. Mr. B. C. M. de Jonge. ('s-Gravenhage, Algemeen Rijksarchief, 1971). 14 Otten, Bespreking, 42. 15Anak Agung, 182. Ronde Tafel Conferentie te 's-Gravenhage. Feiten en documenten. ('s-Gravenhage, 1949) 46 en 55-57. [71]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 40