afleiden. De archieven zijn gemeenschappelijk bezit van ons volk en iedere Nederlander
heeft er recht op (ook de wat men thans noemt 'kansarmen'), van dit cultuurbezit ken
nis te nemen. Nu dient dus een praktijk te worden ontwikkeld, waarin deze notie van
openbaarheid via toegankelijkheid tot een inbezitneming kan worden verwezenlijkt.
Het is daarvoor niet voldoende om uit te gaan van het feit, dat de Nederlanders over het
algemeen kunnen lezen en schrijven en op school enig onderwijs in de Vaderlandse ge
schiedenis hebben gehad; er moet belangstelling worden gewekt voor 'het verleden', dat
door middel van archiefstukken toegankelijk, interessant en levend kan worden. Alleen
door een doordacht beleid van de kant van de archieven kan een breder publiek dan tot
nu toe zich daarom iets van dit gemeenschappelijk cultuurbezit toeëigenen. De archiva
ris wordt hierdoor enigszins de kant van de 'educatie' op gedrongen. Maar hoe?
Het lijkt in een land met een pluriforme cultuur als het onze weinig uitzicht te bieden
daarbij te werk te gaan vanuit doelstellingen zoals die boven werden beschreven: door
alleen ons eigen 'glorieus verleden' tot uitgangspunt te nemen, of door uit te gaan van
de strijd van de onderdrukten tegen maatschappelijke uitbuiting door de economisch
sterkeren. Het nationaal verleden spreekt menigeen, in het bijzonder onder de jongere
generatie, weinig aan en men is daar trots noch op Erasmus noch op Willem de Zwijger
noch op Jan Pietersz. Coen. Evenmin zijn er veel Nederlanders, die een visie hebben op
de toekomst als op een klassenloze maatschappij in een internationaal verband.
Wanneer we nu niet deze tendens naar educatief werk willen proberen af te houden zul
len we er verstandig aan doen, ons zelf rekenschap te geven van de vraag welke doelstel
lingen dit wel kunnen zijn. Mogelijk deze: het aan den dag brengen van de menselijke
vindingrijkheid door de eeuwen heen wanneer het gaat om de oplossing voor allerlei
vragen, waarvoor het dagelijks leven de mensen stelt en stelde (of dit nu is op het gebied
van b.v. de rechtspraak, de brandbestrijding of de opvoeding). Het doorschouwbaar
maken van de structuren van de samenleving in haar verschillende facetten, de ontwik
kelingen daarin, de impulsen die tot zulke ontwikkelingen hebben geleid. De aandacht
kan worden gevestigd op verschillende modellen van het gedrag van mensen als indivi
duen en in de gemeenschap, van denken en voelen en waarderen, of dit is op het gebied
van leven en dood, rechtvaardigheid en straf, liefde en eerlijkheid of anderszins. Men
zou zelfs kunnen spreken van een verrijking van degene die actief en passief met deze
educatie bezig is, een verruiming doordat men oog krijgt voor de betrekkelijkheid van
eigen leven en eigen maatschappijvormen.
Men zal waarschijnlijk wel ter adstructie van een en ander de hulp van musea door mid
del van de door hen beheerde schatten nodig hebben om tot een grotere duidelijkheid
en indringendheid te komen.
Bij een beleid vanuit deze achtergrond zouden we ons niet alleen behoeven te laten lei
den door de viering van memorabilia, of dit nu is het jubileum van een plaatselijke
zangvereniging of het zoveelste eeuwfeest van de Staten Generaal. We zouden ook niet
al te veel behoeven in te spelen op de romantische gevoelens van hen, die zo graag plaat
jes willen zien van 'hoe het vroeger was'. Natuurlijk moet en mag er voor deze dingen
plaats zijn op het rooster van onze tentoonstellingen, zelfs een behoorlijke plaats, maar
toch ook weer een beperkte plaats, toegewezen vanuit het algemene beleid.
[46]
Ook zou bij een dergelijk beleid de mens- en wereldbeschouwing, het geloof, de politie
ke verwachting van de archivaris misschien wel eens meer naar voren kunnen komen
dan dat nu het geval is, maar dat behoeft de zaak niet vervelend te maken, mits het be
leid geen 'apostolair' karakter zal krijgen en met anderen rekening houdt.
Tenslotte zou het misschien aanbeveling verdienen, zuinig om te springen met het
woord 'educatief'. Wanneer men aan deze facetten van ons werk grotere aandacht gaat
schenken, dient men zich regelmatig ervan rekenschap te geven, wat men met zijn acti
viteiten beoogt. Wanneer men dit niet doet en met de langzamerhand gegroeide practijk
doorgaat laat men wellicht een mogelijkheid tot verdieping en inspiratie onbenut.
H. ten Boom.
SUMMARY
Archives, archivist and education
On the IXth ICA one of the subjects delt with was the educational use of archives. In
Holland the law gives rather strict prescriptions about the task of the archivists, among
which education is not mentioned. Nevertheless a practise of educational work has
developed (expositions, courses in palaeography etc.) which is generally recognised as
legitime. But what is the starting point, what the aim of education? In London could
be seen as sources of inspiration in this regard: pride upon their own glorious past from
the side of some African nations, and the Marxist ideology from the side of some
Eastern-European countries. It is clear that the thought of education is also in Holland
in the background of the law, so also from that side the guestion is put upon us: educa
tion to what, and from which inspiring power? National pride and socialism will in
general not do so well. Possibly our aim could be: showing solutions in past and present
for all kinds of questions which daily life has put to us showing different structures of
human society, different behaviour, different standards, etc.. This would prevent us
from only using memorable facts or romantic feelings of our 'customers' as starting
points for our expositions. It is necessary to think these things over when we go using
the word education.
[47]