Wanneer ik een parallel tracht te vinden tussen Van Wijn en twee na-oorlogse algemene archivarissen met wie ik goed bevriend ben geweest nl. Graswinckel en Hardenberg dan constateer ik dat zij geen mislukte dragonders waren maar wel beiden zoons van gene raals. Enige militaire achtergrond geeft blijkbaar een zekere predispositie voor dit ambt. In vroeger tijd berustte de uitoefening van overheidsgezag ook over een zeer klein gebied veelal op erfelijkheid. Men denke aan de positie van de feodale adel en van de stedelijke regenten. De familieband speelde in bepaalde mate ook mee voor posities in het leger, bij de leidende internationaal georiënteerde handelshuizen en bij sommige andere al dan niet in gildeverband uitgeoefende beroepen. Bij de bestudering van dit alles is de genealogie een onmisbare steun. Dit inzicht en de wens van de eigen familiegeschiedenis op de hoogte te raken heeft geleid tot de oprich ting, bijna 100 jaar geleden, van het Koninklijk Genootschap, dat toen Nederlandsche Leeuw heette; sedert jaren onder de hoge bescherming eerst van Uwer Majesteits Grootvader, nu van Uw Vader. In deze eeuw is daar voor de genealoog bijgekomen het leveren van materiaal voor het bestuderen van de kunsthistorie, voor wetenschappelijk erfelijkheidsonderzoek en voor het navorsen van sociale en economische problemen zoals migratie. In dat stadium gaat men beseffen dat ook genealogieën van families die in 's lands historie géén rol hebben gespeeld van belang zijn. Dit inzicht vormt de grondslag voor de in 1945 op particulier initiatief door Van Beresteyn opgerichte stichting Centraal Bureau voor Genealogie als documentatiecentrum voor de gehele Nederlandse bevolking. De portretkunde (iconografie) is niet alleen het complement van de kunsthistorie; zij kan daarnaast een levendige illustratie verschaffen voor veel wetenschappelijke publi caties. Het Iconographisch Bureau, dat ook internationaal een zeer goede naam heeft, onderschrijft dus uitdrukkelijk niet de gedachtengang van een dame die nog in het be gin van deze eeuw haar familieportretten met zich in het graf deed dalen en evenmin de opvatting van Belle van Zuylen (Madame de Charrière) die in haar eerste litteraire werk 'Le Noble' uit 1762 zegt dat men met familieportretten heel goed de slotgracht kan aan plempen. Namens de drie instellingen wil ik heden graag uiting geven aan onze dankbaarheid voor de mogelijkheden die de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappe lijk Werk heeft geboden om ons werk te ontplooien in deze ruime moderne behuizing. Ik kan daaraan toevoegen dat in geen West-Europees land in die mate als in Nederland steun wordt gegeven aan documentatiecentra zoals die welke, nu met het Algemeen Rijksarchief, in dit gebouw zijn verenigd. Wanneer men zoals het Centraal Bureau uit een statig herenhuis in dit grote bouwwerk komt moet men even wennen en te licht wordt dan soms kritiek geuit op onderdelen. Wij moeten er evenwel naar streven de visie van de architect tot de onze te maken. Aan kritiek staan ook genealogen wel eens bloot en hun tragedie is bovendien dat zij juist in de eigen familiekring plegen te worden miskend. Treffend komt dit tot uiting op een klein schilderij dat ik enige tijd geleden op een veiling kocht. Het is een vreselijke draak, geschilderd te Parijs in 1871. U ziet erop een enigszins fatterige heer. Op een tafeltje naast hem liggen de genealogie en wapenboeken van de familie en aan de wand hangen een indrukwekkend familiepor tret en het als relikwie bewaarde harnas van een voorvader. Terzijde staat in lange uni formjas met het legioen van eer een rijzige flinke figuur: de jongere broeder. Uit zijn houten been blijkt dat hij in de zojuist beëindigde Frans-Duitse oorlog zwaar gewond is geraakt. Met afwerend gebaar spreekt hij blijkens het onderschrift tot de oudere figuur de gevleugelde woorden: 'Wie zijn vaderland goed dient heeft geen voorouders nodig', qui sert bien son pays n'a pas besoin d'aieux, vrij vertaald: barst maar met je gepraat over het verleden. Dit zijn vaak geciteerde versregels van Voltaire, te vinden in zijn 'Merope' eerste acte, derde scène. Het was aanvankelijk mijn idee dit schilderijtje bij deze gelegenheid aan de algemene rijksarchivaris te geven, maar ik ben net een kind, ik kan er eigenlijk geen afstand van doen. Ik geef het daarom aan het Centraal Bureau voor Genealogie. Misschien is dat ook juister want zelfspot is beter dan bespotting door anderen. Het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht- en Wapenkunde, het Cen traal Bureau voor Genealogie, het Iconographisch Bureau en de Rijksarchiefschool stellen hoge prijs op de goede vriendschap met de Rijksarchiefdienst en zij hebben deze willen bezegelen door U mijnheer de algemene rijksarchivaris op deze voor U èn ons zo heuglijke dag een geschenk aan te bieden dat een plaats in de hall zal krijgen: een door de einde 1979 overleden Haarlemse beeldhouwer Mari Andriessen vervaardigd portret masker van Hare Majesteit de Koningin, die wij heden in ons midden mogen zien. Ik dank U allen voor Uw aandacht. [14]

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1981 | | pagina 12